Identiteit (14) Celeste Zschuschen: oma, gran tangi! Mi lobi yu

02 augustus 2023     Redactie leerlingen Graaf Engelbrecht

 

Burgerschap is een verplicht onderdeel van Graaf Engelbrecht in het lesprogramma. Onder de noemer ‘Sterke Karakters’ heeft Graaf Engelbrecht gekozen voor een drietal domeinen: Identiteit, Rechten en Plichten en Geletterdheid. Bij het domein ‘identiteit’ hebben leerlingen uit havo 5 en atheneum 6 interviews gehouden met o.a. grootouders. De diepgang en de besproken onderwerpen zijn ontroerend, grappig, herkenbaar, liefdevol en hebben de band tussen verschillende generaties versterkt. Deze week: onderdelen uit een interview van de oma van Celeste uit havo 5.

 

Mijn oma heet Agnes Mohan en ze is 77 jaar. Ze is geboren op 4 juni 1945 in Suriname in het plaatsje Domburg op een oude suiker- en koffieplantage La Rencontre. Oma is een buitenechtelijk kind en daarom heeft ze niet de achternaam van haar biologische vader gekregen, maar van de man waarmee haar moeder getrouwd was. De moeder van oma is hindoestaans en dat betekent dat haar voorouders als contractarbeider naar Suriname zijn gekomen om te werken. De biologische vader van oma heeft dubbelbloed omdat zijn vader een Joodse en witte plantagehouder (opa Nieboer; zo noemt oma hem) was en hij heeft een kind verwekt bij een oud-slavin. De vader van mijn oma (opa Bert) heeft niet de achternaam van opa Nieboer gekregen, omdat hij getrouwd was. De zussen van opa Nieboer waren witte dames en zij bepaalden welke naam de kinderen kregen. Daarom heeft oma van tante Johanna de Nederlandse naam Agnes gekregen. Het was niet toegestaan om tegen de wens van de witte mensen in te gaan, omdat de Nederlanders de baas in Suriname waren.

 

Omdat oma een buitenechtelijk kind was en bovendien ook van een half creoolse man, is ze door haar oma (nani) van haar moeders kant opgevoed. In die tijd waren relaties met iemand van een andere bevolkingsgroep niet toegestaan, terwijl de bevolkingsgroepen wel allemaal met elkaar samenleefden. Oma vertelt dat aan haar uiterlijk te zien was dat ze gemixt was, omdat ze een hele lichte huid had, met koperkleurig haar dat een beetje krulde. Haar moeder schaamde zich daarvoor en daarom werd heel veel kokosolie in oma’s haren gesmeerd om het glad te maken. Oma heeft vijf zusjes en vijf broertjes maar ze is niet met hen opgegroeid, omdat oma door haar nani werd opgevoed. De band met haar broers en zussen is daarom niet zo goed geweest. Oma vertelt dat haar oma (nani) niet veel geld had en ze woonden in Domburg in een klein houten huis zonder elektriciteit en stromend water.

 

Oma vond dit niet erg want ze genoot van de natuur en de vrijheid die ze daar had. Het leven was simpel, maar ze vond het fijn. Als klein kind moest oma mee naar de rijstvelden waar ze hele dagen rijst moest planten. Soms werd ze door een slang gebeten en ze kwam altijd met bloedzuigers op haar lichaam thuis. Daarnaast had nani een paar koeien en met de koeienmelk verdiende ze geld. Omdat oma op een oude plantage woonde was de grond heel vruchtbaar. Achter het houten huisje waar oma woonde waren er heel veel koffie-, cacao- en sinaasappelbomen. Oma moest ook koffie en cacao plukken en de bonen werden in de zon gelegd om te drogen. De bonen en sinaasappels werden verkocht aan handelaren die het opkochten. Mijn oma vertelt dat ze niet veel tijd had om te spelen, vanwege al het werk dat gedaan moest worden.

 

Oma zat op de basisschool OBS Domburg en heeft haar lagere school wel afgemaakt. Op de basisschool kregen ze lijfstraffen en dat vond oma natuurlijk niet leuk. Oma vertelt dat ze iedere week een kwartje mee naar school moesten meenemen. Dit geld werd gebruikt voor de wederopbouw van Nederland na de oorlog. In die tijd was de Surinaamse gulden meer waard dan de Nederlandse gulden. Oma heeft ook nog een tijd op de middelbare school gezeten, maar die heeft ze niet afgemaakt omdat haar oma niet genoeg geld had en ze moest meehelpen om geld te verdienen. Ze vindt dit erg jammer maar zegt dat ze nog steeds een prachtig leven heeft gehad met haar oma in Suriname.

 

De opa (nana) van mijn oma woonde niet meer thuis omdat hij lepra had en daarom woonde hij op een leprakolonie die Chatillon heette. Dit was omdat men bang was om besmet te worden. Chatillon was een soort eilandje en je kon er alleen met een boot komen. Nani en mijn oma brachten iedere dag met een bootje eten voor nana die ze op de oever van Chatillon moesten achterlaten. Je mocht geen lichamelijk contact hebben vanwege het besmettingsgevaar.

 

Oma vertelt dat ze best streng is opgevoed. Naar feestjes of uitgaan hoorde daar niet bij. Het enige uitje was de jaarkermis van Domburg en af en toe naar Paramaribo. Daten of afspreken met jongens was verboden.

 

De onafhankelijkheid en de staatsgreep

Oma is op jonge leeftijd moeder geworden en ze heeft in totaal zes kinderen gekregen: drie jongens en drie meisjes. Daarnaast zorgde ze voor haar oma bij wie ze was blijven wonen, ook nadat ze mijn opa had ontmoet. Mijn opa werkte voor een Amerikaans bedrijf, Suralco, waar ze aluminium maakten. Een deel van zijn salaris gaf opa aan mijn oma en de rest gebruikte hij voor zichzelf. Opa was namelijk muzikant en hij hield van een borrel. Om genoeg geld te hebben om het gezin op te voeden werkte oma op haar oude basisschool als conciërge. Daarnaast had ze een paar koeien en met de melk van de koeien en de opbrengsten van de koffie- en cacaobonen en de sinaasappels kon oma rondkomen. Het was geen vetpot en oma vertelt dat ze heel hard heeft moeten werken.

 

Oma vertelt over de jaren zeventig toen Suriname nog een kolonie was van Nederland. Vanaf 1973 werd er gesproken over de onafhankelijkheid van Suriname. Oma vertelt dat er veel demonstraties waren in Paramaribo, omdat veel Surinamers tegen de onafhankelijkheid waren. Bij deze demonstraties zijn ook mensen dood gegaan. Omdat mijn oma in Domburg woonde heeft ze niet veel meegekregen van de demonstraties. Ook mijn oma was tegen de onafhankelijkheid van Suriname en ze geeft premier Den Uyl van Nederland en premier Henk Aaron van Suriname de schuld hiervan. Een groot deel van oma’s familie (haar moeder, stiefvader en broers en zussen) zijn na de onafhankelijkheid van Suriname naar Nederland verhuisd. De oma (nani) van mijn oma was in 1974 overleden. Oma vertelt dat ze hier heel verdrietig om was. Oma vertelt dat ze vanaf 25 november 1975 niet meer de Nederlandse maar de Surinaamse nationaliteit had. Dit vond ze gek omdat ze als Nederlandse was geboren.

 

Oma bleef met haar gezin in Suriname wonen, maar de situatie veranderde na de onafhankelijkheid in 1975 heel snel. Het was een chaotische tijd en daarom dacht oma erover na om met haar gezin naar Nederland te verhuizen. In Suriname was het politiek onrustig en ook economisch ging het niet goed. Omdat een deel van haar familie hier in Nederland woonde, is oma in 1979 met twee kinderen naar Nederland op vakantie gegaan. Dit was ook om te kijken of ze met haar gezin naar Nederland kon verhuizen.

 

Oma vertelt dat de periode tot de staatsgreep van Bouterse op 25 februari 1980 in Suriname heel onrustig was. Toen de staatsgreep in Suriname werd gepleegd, was de situatie onveilig. Oma vertelt dat er heel veel dingen die voorheen normaal waren niet meer mochten. Je mocht met niet meer dan vier mensen samen op straat samenkomen en er was een avondklok waardoor het verboden was om na 20.00 uur op straat te zijn. De coupplegers hadden pamfletten verspreid waarop de namen en foto’s van vijftien coupplegers stonden. Die moest je uit je hoofd kennen ingeval de militairen je aanhielden. Je moest dan de namen van de vijftien coupplegers op kunnen zeggen.

 

Mijn oma vertelt over de grote angst waarin zij en alle andere Surinamers leefden na de staatsgreep. Pubers die voor de staatsgreep gewend waren om bijvoorbeeld naar de bioscoop (in Suriname werd dat het theater genoemd) te gaan, konden dat niet meer. Oma vertelt over een aantal jongens die de avondklok hadden genegeerd en die door de militairen werden meegenomen. Pas de volgende ochtend of de dag erna werd duidelijk wat er met ze was gebeurd. De jongens waren mishandeld en gemarteld met zweepslagen en open wonden op hun ruggen, omdat de militairen iedereen die de regels niet volgde als vijand beschouwden.

 

Oma was bang dat dit ook met haar oudste zoon zou kunnen gebeuren, omdat hij toen al een tiener was en graag naar de bioscoop ging. Ook het verhaal van mijn moeder die heeft moeten rennen voor de kogels van militairen vertelt oma. Mijn moeder was bij een vriendinnetje aan het spelen en het vriendinnetje was net naar binnen gegaan toen twee open militaire jeeps aan kwamen rijden. Mijn moeder was nog op haar fietsje en iets verderop stonden een aantal tienerjongens uit de buurt te kletsen na schooltijd. Het was verboden om samen te scholen dus toen de militairen dat zagen begonnen ze op de jongens te schieten die alle kanten op renden en dus ook de kant waar mijn moeder aan het fietsen was. Mijn moeder schrok en wist dat ze ook dekking moest zoeken en het enige wat ze toen kon doen was haar fietsje laten vallen en in een slootje duiken terwijl ze geen zwemdiploma had. Ook mijn opa is een aantal keren aangehouden toen hij avonddienst had en zijn pasje niet bij zich had.

 

Vertrek naar Nederland in 1980

Door alle onveiligheid in Suriname hadden opa en oma besloten om Suriname te verlaten. Daarom was mijn opa in april 1980 naar Nederland verhuisd om alvast een baan te zoeken. De oudste dochter van oma wilde niet naar Nederland omdat ze een vriendje had. In Suriname was het voor Hindoestanen niet gebruikelijk om samen te wonen en daarom moest mijn tante op achttienjarige leeftijd trouwen. Hierdoor kon ze in Suriname blijven wonen. Oma moest binnen een paar maanden een bruiloft en een verhuizing naar Nederland regelen. Dat was een hectische en ook een verdrietige tijd voor oma. Oma wilde haar kinderen een toekomst gunnen en daarom was de verhuizing naar Nederland een logische stap.

 

In augustus 1980 is oma met vijf kinderen naar Nederland verhuisd. Vanwege een afspraak tussen Nederland en Suriname kon je de Nederlandse nationaliteit terugkrijgen wanneer je binnen vijf jaar na de onafhankelijkheid naar Nederland zou verhuizen. Van deze regeling hebben oma, opa en hun kinderen gebruik gemaakt en vanaf augustus 1980 had oma weer de Nederlandse nationaliteit.

 

Opa woonde hier al maar had geen woning toen oma met de kinderen naar Nederland kwam. Hierdoor heeft oma een tijd bij haar moeder en zus moeten wonen. Ook heeft ze een tijd met vijf kinderen op één kamer gewoond op de camping Katjeskelder in Oosterhout. In 1981 kreeg ze eindelijk een woning in de Haagse Beemden in Breda.

 

Oma vertelt dat ze een tijd in het Laurensziekenhuis in Breda heeft gewerkt en daarna bij chipsfabriek Nibbit. Hier was ze eerst productiemedewerker en daarna leidinggevende. Oma vertelt dat ze net als in Suriname heel zelfstandig was en het belangrijk vond om financieel onafhankelijk te zijn. Hoewel het een zware periode is geweest, vertelt oma dat ze geen keus had. Ze miste Suriname enorm, maar wist dat het voor de toekomst van haar kinderen beter was om in Nederland te wonen.

 

Oma vertelt ook over de minder leuke dingen, zoals dat zij en opa uit elkaar gingen waardoor ze de kinderen alleen moest opvoeden. Dit was moeilijk ook omdat twee ooms als pubers best lastig waren en niet zo goed luisterden en bijvoorbeeld stiekem uitgingen en oma dan niet wist waar ze uithingen.

 

Over de toekomst van haar twee andere dochters waren opa en oma het niet eens. Opa was in Nederland steeds meer in het Hindoegeloof gegaan terwijl dat van oma niet persé nodig was. Opa wilde bijvoorbeeld dat zijn twee dochters op traditionele wijze met een jongen van Hindoe-komaf zouden trouwen. Oma vond het juist belangrijk dat haar dochters een diploma zouden behalen en financieel onafhankelijk zouden worden. Dat gaf ruzie tussen oma en opa. Oma gaf haar dochters ook meer vrijheid dan opa. Haar dochters (waaronder mijn moeder) mochten bijvoorbeeld uitgaan zolang ze maar wisten wat ze deden. Oma geeft aan dat ze blij is dat ze deze keuze heeft gemaakt, waardoor haar kinderen hebben gestudeerd en een fijn leven voor zichzelf hebben kunnen opbouwen.

 

Goede en slechte tijden
Oma vertelt ook over het grote verdriet dat ze heeft vanwege het verlies van haar dochter (mijn tante) toen ze 29 jaar oud was. Ze werkte op Schiphol als grondstewardess en is ’s nachts op weg naar haar werk door een dronken automobilist aangereden. In 2021 is oma ook een zoon (mijn oom) verloren omdat hij door een hersenbloeding is gestorven. Dit zijn de meest zware dingen die oma met zich meedraagt.

 

Ook vertelt oma over haar gezondheid die sterk achteruit is gegaan en waardoor ze minder mobiel is geworden. Haar droom is dan ook dat ze gezond wordt en weer van haar vrijheid kan genieten. Oma is blij dat haar kinderen en kleinkinderen bij haar in de buurt wonen. Zeker in de coronaperiode was het fijn dat ze haar kinderen en kleinkinderen kon blijven zien.

 

Oma kookt graag en veel. Veel mensen genieten van de Surinaamse lekkernijen die oma klaarmaakt. Oma vertelt dat het koken haar afleiding geeft en ze vindt het leuk om mensen te zien genieten van haar kookkunsten. Oma vertelt dat ze een paar mooie reizen heeft mogen maken. Haar favoriete land is Maleisië waar ze twee keer is geweest. Ze hoopt er nog een keer naar toe te kunnen. Ook is ze een paar keer in Turkije geweest en natuurlijk ook naar Suriname.

 

In 2019 zijn we met de hele familie naar Suriname geweest en oma was hierbij. Oma vertelt dat ze genoten heeft van de reis naar de binnenlanden van Suriname waar we voor een groot deel in een korjaal (een houten boot) hebben gevaren. Dit was een bijzondere ervaring. De overnachtingen in het binnenland en de vaartochten door de sula’s (stroomversnellingen) van de binnenlanden waren heel erg mooi en spannend.

 

Ook de tocht in een korjaal waarbij we een aantal oude plantages hebben bezocht vond oma heel erg mooi.

 

Oma vertelt dat ze het belangrijk vindt dat wij onze eigen geschiedenis kennen en dat het daarom goed is om hier tijd in te steken. Het leven van gekleurde mensen in Nederland is namelijk niet altijd even makkelijk en ze merkt dat veel Nederlanders hun eigen geschiedenis ook niet kennen. Suriname en Surinamers zijn namelijk een groot deel van de Nederlandse geschiedenis en daar hoort oma ook bij.

 

 

Nawoord

Ik wil mijn oma bedanken voor haar tijd en haar verhaal. Ongelofelijk dat mijn oma zoveel kenmerkende momenten in de geschiedenis heeft meegemaakt. Ik vind het mooi om hiermee ook het Surinaamse verhaal en heel kort een deel van de Surinaamse geschiedenis te kunnen vertellen. Ik leer hier veel van. Ook van de positie van vrouwen en meisjes in Suriname en de onuitgesproken tegenstellingen van de jaren waarin mijn oma opgroeide.

 

Het verhaal van mijn oma is er één van moed, doorzettingsvermogen, kracht en veerkracht. Ik hoop dat ik een deel hiervan meekrijg in mijn eigen leven. Zonder de stappen en keuzes die mijn oma als vrouw heeft durven te zetten zou ik vandaag hier niet bestaan. Daarom zeg ik oma: gran tangi (bedankt). Mi lobi yu (ik hou van je).

 

 

 

Terug Schrijf reactie

Reacties:

07 augustus 2023 - 19:48:37
Magda Broens-Voeten

Erg interessant verhaal over iemand die dit alles in Suriname heeft meegemaakt. Vind deze interviews toch erg leuk.

^ Naar boven