Identiteit (4) – Daniël Sips

24 mei 2023     Redactie leerlingen Graaf Engelbrecht

 

Burgerschap is een verplicht onderdeel van Graaf Engelbrecht in het lesprogramma. Bij het domein ‘identiteit’ hebben leerlingen interviews gehouden met grootouders. De diepgang en de besproken onderwerpen zijn ontroerend, grappig, herkenbaar, liefdevol en hebben de band tussen verschillende generaties versterkt. Deze week: onderdelen uit een interview van de opa van Daniël Sips uit havo 5.

 

Wat is uw naam, geboortedatum en geboortestad?

Ik ben Henk Benner. Geboren twee jaar na het einde van de Tweede Wereldoorlog, dus in 1947. Ik ben geboren in Rotterdam-Oost (Kralingen). N.B. mijn opa hecht er waarde aan te melden dat dat in het eenvoudige gedeelte van Kralingen was.

 

Wat voor invloed heeft de oorlog op uw jeugd gehad?

Respect voor alle mensen die de oorlog hebben ondergaan, afschuw ten aanzien van alle ellende en dankbaarheid voor het weer in vrijheid kunnen leven. Dankbaar voor het weer beschikbare voedsel, althans dat werd door ouders duidelijk gemaakt. Er werd nagenoeg geen voedsel weggegooid en er waren dus geen etensresten. De hongerwinter van 1944 heeft zich met name in Rotterdam zeer sterk doen gelden. Door zware bombardementen in de oorlog, in het bijzonder in Rotterdam, was het voor mij een vanzelfsprekendheid dat er in mijn leefbuurt kale vlakten waren die door de spelende jeugd simpelweg ‘de puin’ werd genoemd.

 

In wat voor huis woonden jullie?

Ik woonde in een huis dat omstreeks 1900 gebouwd was in een eenvoudige straat. Met zeven personen bewoonden wij de eerste etage van het pand. Naast deze etage hadden we de helft van de zolder beschikbaar.
Boven mij, op de tweede etage woonden andere mensen en zij hadden de andere helft van de zolder ter beschikking. Omdat het leeftijdverschil tussen mijn broers en zussen vrij gering was, sliepen de kinderen aanvankelijk allen op de eerste etage in twee alkoven (tussenruimten,) die zich bevonden tussen een vóór- en achterkamer (zie figuur).

Op wat oudere leeftijd gingen mijn broers en ik slapen op zolder. De zolders waren in die tijd niet of nauwelijks afgetimmerd en weinig geïsoleerd. In de achterkamer werd er dagelijks geleefd. De voorkamer gold als de ‘nette’ kamer waar met name op de zondag werd vertoefd en bij verjaardagen. In de achterkamer sliepen de ouders. Zij maakten gebruik van een zogenaamd ‘opklapbed’. De wekelijkse was hing aan lijnen gespannen in de achterkamer.
Van een tuin was geen sprake. Aan de achterzijde stond op ongeveer 10 meter een ‘blinde’ muur. Er was dus nagenoeg geen uitzicht aan de achterzijde. Aan de voorzijde was er uitzicht op woningen aan de andere zijde van de straat. De breedte van de straat was ongeveer 15 meter.

Van koelkasten was in de naoorlogse jaren geen sprake, althans zeker niet in mijn eenvoudige woonbuurt. De te koelen voedingsmiddelen werden geplaatst in een zogenaamd ‘vliegenkastje’ dat buiten aan een muur hing en via het raam toegankelijk was (d.m.v. horgaas kwam frisse lucht in het kastje en werden de vliegen buiten gelaten).
Tot ongeveer 1965 was er geen televisie en telefoon in huis. Vanzelfsprekend waren er nog geen computer en technologische communicatiemiddelen.

 

Was er een religie in uw familie, was/bent u streng gelovig?

Ja, ik ben rooms-katholiek opgevoed. In de jaren na de oorlog was er een vanzelfsprekende en gedisciplineerde geloofsbeleving. Pas in de tweede helft van de zestiger jaren ontstond een vrijere geloofsbeleving. Het was vanzelfsprekend om op zondag naar de kerk te gaan. Voorafgaand aan het kerkbezoek werd er niet gegeten ten einde ‘nuchter’ ter communie te gaan tijdens de misviering. Als gevolg van een regelmatig voorkomende late misviering, werd er daardoor gedurende de zondagochtend niets gegeten en gedronken. Van een oecumene (het begripvol omgaan tussen katholieken en protestanten) was nog weinig sprake. Zo werd ik een enkele keer door een buurjongen uitgescholden voor ‘katholieke Papenlul’. Ik wist toen niet goed wat ik daarmee aan moest.
Zoals eerder gezegd, werd geloofsbeleving in de zestiger jaren vrijer en nam het gedisciplineerd naar de kerk gaan langzaam af.

Aanvankelijk (in de periode ‘65 –‘75) bleven jongeren gebonden aan de wekelijkse misviering, doordat het karakter van de viering sterk werd veranderd. Vanuit een zeer solide Latijnse aanpak veranderde de misviering in een met zeer aansprekende muziek aangeklede beleving. De jongerenmuziek was in die tijd ‘beatmuziek’. In de jaren zestig werden The Beatles en The Rolling Stones zeer populair. Toen de muzikale beleving langzaam minder werd, ging ook het wekelijkse kerkbezoek sterk afnemen. Inmiddels is mijn religieuze beleving nagenoeg verdwenen. Ik kom in hoofdzaak in de kerk bij gelegenheid van ‘rouw en trouw’. De celibataire opvattingen van de rooms-katholieke kerk verafschuw ik min of meer. Het seksueel misbruik dat binnen de katholieke kerk in de afgelopen decennia aan de oppervlakte is gekomen, is mijn inziens een gevolg van het onnatuurlijk celibatair willen leven.

 

Hoe bracht u uw vrije tijd door toen u kind was?

Buiten de schooltijden werd er heel veel met vriendjes op straat gespeeld. Ik zeg letterlijk ‘straat’ omdat het wegverkeer in mijn kindertijd zeer beperkt van aard was. Er werd onder andere veel in de straat gevoetbald. Af en toe moest je de stoep op om ruimte te geven aan een passerende auto. Het spelen bestond onder andere uit ‘verstoppertje’ spelen, ‘cowboytje’ spelen, ‘stoepranden’ en ‘pijltjes schieten’ (met een stuk elektriciteitspijp en met papier gevouwen pijltjes blies je het pijltje een eind weg. Het liefst bij een openstaand raam naar binnen!)

 

Wat voor onderwijs heeft u gevolgd?

Na de lagere school (basisschool) volgde ik de HBS-B opleiding. HBS stond voor Hogere Burger School. Volkomen terecht is er afstand genomen van deze benaming. Gelukkig zijn de doorstudeermogelijkheden voor alle lagen van de bevolking sinds de jaren 50 vrijwel gelijk geworden. Niet langer bleven deze beperkt tot de welgestelden in de maatschappij.

De B-opleiding richtte zich op de zogenaamde exacte vakken, te weten wiskunde, scheikunde en natuurkunde.
Naast Nederlands maakten Engels, Duits en Frans ook vast deel uit van het lespakket. De training in de vreemde talen beperkte zich in de B-opleiding tot het vertalen vanuit de vreemde taal naar het Nederlands. Talenpractica bestonden in die tijd nog helemaal niet, dus ook met luistertoetsen werden we vroeger niet geconfronteerd.
De HBS herinner ik mij als een zeer gedegen opleiding. Orde en discipline waren vanzelfsprekend. De lesroosters waren zeer strak van aard. Tussenuren kenden wij niet en van lesuitval was vrijwel geen sprake. In mijn eerste en tweede jaar hadden wij ook nog les op de zaterdagochtend.

Schoolreisjes of educatieve uitstapjes waren er niet. Hooguit werd de schouwburg een enkele keer bezocht. In vijf jaar werden we voorbereid op een mogelijk universitaire studie. De schoolvakanties waren vrij eentonig van aard. Het met vakantie gaan was in die tijd nog maar voor een deel van de bevolking uitvoerbaar. In de eenvoudige milieus werd er hooguit een dagje naar het strand gegaan of werd er een speeltuin of dierentuin bezocht. Zelf bracht ik mijn vakanties meestal door in tuinbouwkassen waar ik veel tomaten heb geplukt en andere werkzaamheden heb verricht. Op deze wijze vergaarde ik wat spaargeld. Zakgeld was in die tijd zeker niet vanzelfsprekend. Zo kon ook lang niet iedereen zich een lidmaatschap veroorloven van een sportvereniging. Ik heb dan ook het voetballen uitsluitend op straten en pleinen beoefend.

 

Van jongs af aan had ik zeer sterk de ambitie om ooit leerkracht te worden. Het was dus niet verrassend dat ik na mijn HBS-opleiding mijn studie voortzette op de toenmalige Kweekschool (pedagogische academie). Mijn geringe belangstelling voor de creatieve vakken leidde ertoe dat de Kweekschool bij nader inzien niet de weg was die ik wilde volgen. Na de kerstperiode van 1964 stopte ik met die opleiding en ging ik werken bij de Nationale Nederlanden in Rotterdam. Het was mijn bedoeling om in de avonduren een akte te gaan behalen, waarmee ik uiteindelijk als leraar wiskunde werkzaam zou kunnen zijn. Al spoedig heb ik ervaren dat het studeren in de avond op mijn toenmalige leeftijd niet eenvoudig was. De wereld ging voor mij open, waardoor andere belangstellingen ontstonden. Omwille van het toch door willen studeren vroeg ik uitstel van mijn dienstplicht aan.

 

Heeft u in militaire dienst gezeten?

Na drie jaar uitstel van mijn dienstplicht heb ik verrassenderwijs gekozen voor een vierjarig dienstverband bij de Koninklijke Luchtmacht. Ik ben toen opgeleid tot officier in de luchtverkeerleiding. Samenvattend heb ik gedurende zo’n 37 jaar het beroep van luchtverkeersleider uitgeoefend. Ik deed dat deels als burger en deels als militair medewerker. Van mijn oorspronkelijke ambitie om les te willen geven is toch nog veel terecht gekomen. Gedurende mijn jaren in de Koninklijke Luchtmacht heb ik veel trainingen verzorgd. Zo was ik gedurende een aantal jaren instructeur en uiteindelijk ook hoofd van de opleiding die de training van aanstaande luchtverkeersleiders en assistenten verzorgde. Ook voor ‘on the job training’ heb ik mij regelmatig ingezet.

 

Hoe heeft u uw echtgenote ontmoet?

Ik ontmoette mijn echtgenote in januari 1967 in Breda. Als Rotterdammer was ik met een vriend gaan ‘stappen’ in Breda. Ik ontmoette mijn vrouw in een discotheekje genaamd ‘Blue Note’. Ik heb na de ontmoeting ook direct (een week later) kennis gemaakt met de carnaval. Ik heb die eerste keer carnaval als zeer gezellig en vrolijk ervaren. De ontstane vriendschap werd al snel een hechte band en in januari 1968 verloofden wij ons, hetgeen in de zestiger en zeventiger jaren nog gebruikelijk was. Op 3 november 1969 werd ons wettelijk huwelijk voltrokken en op 4 april 1970 trouwden wij voor ‘de kerk’, in het Begijnhof in Breda. Helaas is mijn lieve en sympathieke echtgenote op een veel te jonge leeftijd (55 jaar) overleden.

 

Bent u vaak verhuisd?

Door mijn werk ben ik in de eerste twintig jaar diverse keren verhuisd. Na Rotterdam verlaten te hebben, woonde ik achtereenvolgens in Geldrop, Etten-Leur, Tilburg, Nunspeet en Barneveld. In 1990 verhuisde ik met mijn gezin naar Breda waar ik nu nog steeds woon.

 

Wat is nu uw (vrije) tijdsbesteding?

In eerste instantie zijn er voor mij de huishoudelijke werkzaamheden. Ook mijn voor- en achtertuin vergen regelmatig aandacht. In sportief opzicht tennis ik graag en ben ik zeker ook enthousiast geraakt voor het zich snel ontwikkelende ‘padel’. Daarnaast kom ik graag een keer per week in de sportschool voor individuele training.
Voor wat betreft het trainen van de hersenen heb ik een leuke invulling door middel van het bridgen. Voor de echte kaartliefhebber is bridge wel de overtreffende trap. Jaarlijks ga ik nog steeds een week skiën. Ik bezocht door de jaren heen vaak de gebieden Saalbach-Hinterglemm in Oostenrijk en de Dolomieten in Noord-Italië, ook wel Zuid-Tirol genoemd. Tot voor een jaar schaatste ik ook nog vaak op de kunstijsbaan in Breda. Ik heb gelukkig veel sociale contacten, waardoor ik veel gezelligheid beleef.

 

Wat betekenen de kleinkinderen voor u?

Gelukkig heb ik vier kleinkinderen, twee jongens en twee meisjes. Hun leeftijd varieert van veertien tot twintig jaar. Met veel belangstelling volg ik ze bij hun opleiding en hun sportbeleving. Zo volg ik al jaren de voetbalprestaties van mijn kleinzoons en besteed ik afwisselend aandacht aan de activiteiten van de meiden. Vaak zwom ik met mijn kleinkinderen, vooral in aanloop naar het behalen van zwemdiploma’s. Ook heb ik ze vertrouwd gemaakt met het schaatsen. Hetzelfde geldt feitelijk voor de beginnende skivaardigheid. Daartoe ga ik regelmatig met ze naar het oefencentrum in Rucphen.

Heel bijzonder vind ik het dat ik in staat ben gebleken om mijn vier kleinkinderen regelmatig te kunnen helpen bij hun huiswerk: wiskunde! Ik heb in de achterliggende jaren mijn wiskundekennis opgefrist en ik heb ook zelfstudie verricht in onderdelen van de wiskunde waar ik tijdens mijn HBS-opleiding niet mee ben geconfronteerd. De wiskundeonderdelen gericht op statistiek en bijvoorbeeld ook kansberekening maakten vroeger geen deel uit van het vak wiskunde.

 

Hoe beoordeelt u de maatschappij van vroeger en die van nu?

Voor wat betreft het verleden koester ik diverse zaken en waarden, maar ik ben ook blij dat er veel vooruitgang in menig opzicht is geboekt. Een bekende tv-serie in de achterliggende decennia had als titel ‘Toen was geluk nog heel gewoon’. Mensen van mijn leeftijd en ikzelf zullen de gekozen typering direct beamen; de titel geeft de essentie weer van de beleving in de vijftiger en zestiger jaren. De mensen waren tevreden met de eenvoudige en vaak sobere leefomstandigheden. De gemeenschapszin was sterk, de mensen hadden meer ‘oog voor elkaar’. Vele gezinnen leefden in de eerste twintig jaren na de Tweede Wereldoorlog in grote eenvoud; er was voor velen nog helemaal geen welvaart.

 

In Rotterdam werd heel veel gebouwd; de stad herrees. Nieuwe woningen brachten toenemend comfort; een badkamer en cv in huis waren pure luxe. In toenemende mate kwamen een vaste telefoonverbinding en tv in huis. In de zestiger jaren werden de fietsen steeds vaker ingeruild voor de zogenaamde ‘brommer’. Merken als Puch en Tomos werden razend populair bij de jongvolwassenen. Ook kwamen steeds meer mensen in het bezit van een auto. De welvaart groeide! Vandalisme en criminaliteit werden niet of nauwelijks ervaren. Politie en hulpverleners op straat werden als zeer vanzelfsprekend gerespecteerd! Voetbalwedstrijden verliepen zonder vervelende incidenten: het publiek gedroeg zich beschaafd.

 

Ik gaf eerder al aan hoe ik mijn schoolsituatie heb ervaren. Als leerling werd je aan het werk gezet. Op de basisschool was het vizier in eerste instantie gericht op reken- en taalvaardigheid. Geschiedenis en aardrijkskunde kregen volop aandacht. De gymnastiek en spelbeoefening kwamen goed aan bod. Ook het verkrijgen van zwemvaardigheid maakte deel uit van het opleidingspakket! Ik wil zeker geen vertolker zijn van het standpunt ‘vroeger was alles beter’, in tegendeel!

 

Ik heb zelf rijkelijk mogen ervaren hoeveel beter de mensen het door de jaren heen in de westerse wereld hebben gekregen! Het leefcomfort is zoveel beter geworden! De gecomputeriseerde samenleving is in vele opzichten een verademing. Mobiele telefonie heeft in principe een optimalisering in (data)communicatie aangereikt. Feitelijk zijn de uitgangspunten voor een maatschappij met welvaart en welzijn fantastisch! Echter, wat maken we ervan met elkaar?!

 

In pogingen om het (basis)onderwijs ‘beter’ in te richten is er, onder vaak politieke invloed(!), van alles overhoop gehaald, afgeschaft en soms weer heringevoerd. Basisschoolleerkrachten, ooit gedegen opgeleid en voor hun taak berekend, zijn overladen met door het Ministerie van Onderwijs opgedragen innovaties. Te veel ambtenaren en soms ook particuliere onderwijsadviesbureaus hebben allerlei noviteiten bedacht, waarvan inmiddels veel ‘kul’ is gebleken! Ik heb het ‘te doen’ met de leerkrachten die vaak op een overdreven manier allerlei verantwoording dienen af te leggen tegenover, wat mij betreft, nogal eens te mondige ouders. Waarschijnlijk omdat ik altijd de inrichting van het onderwijs met veel belangstelling heb gevolgd, kom ik met mijn kritiek!

In algemene zin vind ik dat het sociale verkeer beter kan; de dienstbaarheid is in menige situatie teruggelopen. In het verkeer op de weg ervaren we regelmatig beangstigend en hufterig gedrag. Ik vind dat we nu, vergeleken bij vroeger, in een veel onrustiger tijd leven. Naast de maatschappelijke onrust betreur ik ook alle oorlogsellende in de wereld. Dichtbij ervaren we de verschrikkingen in Oekraïne.

 

Tot slot, heeft u nog wensen voor het verdere leven?

Ik hoop dat er in ons land een minder overspannen aanpak zal komen voor het klimaat- en stikstofprobleem. De inspanningen moeten in eerste instantie vooral erop gericht zijn dat de hele wereld op welbewuste wijze en eensgezind tot een efficiënte aanpak komt. Snelle realisering van schone energie door middel van kerncentrales acht ik daarbij als zeer praktisch! Beëindiging van alle oorlogen, in het bijzonder van die op het Oekraïense grondgebied. Verder graag democratie in alle landen en een perfect functionerende Verenigde Naties! Ja, graag voor eenieder, in het bijzonder voor mijn dierbaren, gezondheid en voorspoed! Hopelijk mag ik in mijn nog resterende leven, menige wens nog in vervulling zien gaan!

 

Terug Schrijf reactie

^ Naar boven