In deze coronacrisis zijn veel mensen eenzaam, in het bijzonder ouderen. Daarom hebben leerlingen van Graaf Engelbrecht interviews afgenomen bij deze ouderen om de eenzaamheid iets te verlichten. Vandaag komt de vriendin van de oma van Lars aan het woord.
Lars vroeg naar de mentaliteit en levenswijze tijdens de jeugd van Didi, de vriendin van Lars’ oma.
Vroeger was de mentaliteit van mensen heel anders. Veel mensen leefden als het ware in hun eigen wereldje, omdat er tijdens de oorlog geen tv en radio waren. Men was veel met zichzelf bezig. Ook werd er niet veel gepraat over dingen, iets wat nu wel echt gebeurt. Wat bij Didi zelf het geval was, was dat ze niet zwart-wit dachten, net zoals de rest van haar familie. Zo ook haar vader die Duitse vrienden had voor de oorlog en die vriendschap ook tijdens de oorlog heeft onderhouden. Hij had geen hekel aan de Duitser maar hij was geen ‘verrader’ zoals veel mensen al gelijk zouden denken. Hij is na de oorlog opgepakt en is toen zes weken weg geweest. Maar door de mentaliteit van vroeger hadden ze niet gevraagd aan hun moeder waar hun vader was, iets wat men nu wel gewoon zou doen.
Andere culturen
Didi is getrouwd geweest met een Indonesische man dus daarom leek het Lars wel interessant om te vragen hoe dat vroeger was met andere culturen in Nederland, aangezien dat nu echt iets is wat veel speelt.
In de tijd naar de oorlog werd er eigenlijk geen aandacht besteed aan mensen uit andere landen, omdat ze hun eigen cultuur meenamen. Wat bijvoorbeeld gek was voor veel mensen, was dat mensen uit Nederlands-Indië een andere cultuur hadden maar wel gewoon Nederlands spraken. En voor Didi was dit ook gek toen ze voor het eerst bij haar, toen nog vriendje, Walter langskwam omdat dit totaal anders was. De Nederlanders waren allemaal erg behoudend en niet gastvrij. Zomaar bij iemand blijven eten kon gewoon niet, en zoals al gezegd mocht je niet omgaan met een andere religie. Maar bij Indische mensen was dit totaal anders. Iedereen was supergastvrij en je kon daar gewoon blijven eten, de hemel op aarde bijna.
Van discriminatie was er wel zeker sprake en dat merkte Didi ook bij de familie van haar man wel. Maar die Indische mensen hadden veel meegemaakt in Nederlands-Indië. Namelijk de Kampen. Didi’s man had ook in een kamp gezeten als jongetje van 13/14 jaar en heeft daar verschrikkelijke dingen meegemaakt. Maar omdat hij zo jong was zag hij het meer als een avontuur en heeft hij er geen ‘kampsyndroom’ aan overgehouden, iets wat veel Indische mensen wel hadden. Kampsyndroom is een posttraumatische stressstoornis. En dat heeft men na de oorlog zwaar onderschat, ook onder de Nederlanders.
Laatste artikel
Dit was een klein stukje uit het verhaal van Didi, een vriendin van de oma van Lars. Lars is een lid van onze projectgroep. Onze projectgroep bestaat echter niet alleen uit Lars, maar uit nog drie andere mensen: Mathijs, Kenan en Mikki. Mikki heeft ook een interview gedaan. Zij deed dit met haar oma. Aangezien dit het laatste artikel is dat wij als projectgroep gemaakt hebben, hebben wij ook dit verhaal voor u om een mooie afsluiting te vormen voor ons als projectgroep.
Lies van Nunen was vier jaar toen de oorlog uitbrak in haar geboorte-/woonplaats Breda. Hiervoor moest haar gezin bestaande uit haar ouders en zes zussen op de vlucht. Ze hadden namelijk op de radio gehoord dat de plek waar zij woonden gebombardeerd zou worden. Ze vluchtten naar België, maar werden hier niet binnengelaten. Ze konden toen niks anders dan het risico nemen terug te keren naar hun eigen huis in Breda.
Begreep je op zo’n jonge leeftijd al wel iets van de oorlog?
Ja, dat begrijp je meteen, dat heeft zo’n impact. Je hebt het meteen door en dat blijft ook altijd bij je.
Werd er thuis uitgelegd wat er aan de hand was?
Nee er werd niks uitgelegd vroeger, helemaal niks. Er werd gewoon gezegd ‘onder de bosjes kruipen’ of ‘tegen de vensterbank gaan staan zodat ze je niet zien’.
Met ‘ze’ worden de Duitsers bedoeld. Door tegen de vensterbank te staan zouden de kogels je niet raken.
Het gebeurde vaak dat er kogels afgeschoten werden. De vader van Lies had een schuilkelder gemaakt van stro.
Lies: “Dan schuilden wij daarin en hoorden we alleen maar pof pof”.
Ging je in deze periode ook al naar school?
Ja, we moesten elke dag naar school en ik was hartstikke bang. Als op school de sirene afging moesten we onder onze bank gaan zitten. Thuis werd er gezegd dat we niks zoals balpennen moesten oprapen. Er was namelijk een kans dat dit bommen waren. Op school werd ook niet uitgelegd wat er aan de hand was.
Wat was er anders in het dagelijkse leven?
Het grootste verschil met het leven nu is dat je altijd in angst leefde en de hele tijd alert moest zijn. Je leefde wel vrij, maar je was niet vrij want je moest altijd op je hoede zijn. Als je op straat liep om bijvoorbeeld naar school te gaan, zag je de Duitsers marcheren. Een keer moest ik naar de GGD en toen zag ik dat er allemaal mensen op brancards in vrachtwagens op elkaar gestapeld werden.
Kun je je nog iets herinneren van de bevrijding van Nederland?
Ja, toen we bevrijd werden was er groot feest, maar wij moesten binnen blijven van mijn moeder. Dat feest hebben wij dus niet meegemaakt. Je was je er ook niet van bewust dat Nederland vrij was, want je kon het niet geloven.
Zag je de bevrijding aankomen?
Ja, je zag de bevrijding al aankomen, want je zag de Duitsers vluchten. Wij woonden op een stuk land met heel veel open veld en weide. Hier zag je de Duitsers vluchten. De Duitsers wilden toen als het ware al hun kogels opschieten en wij moesten dus zorgen dat we niet buiten kwamen.
Wij willen u hartelijk bedanken voor het lezen van onze artikelen. Ook verwijzen wij u graag door naar de andere artikelen op HBNieuws.nl die in de rubriek Jeugd -> verhalen in coronatijd staan. In het vorige artikel is ook benoemd dat dit niet het einde zal zijn van deze artikelenreeks. Hiermee is ons einddoel bereikt: zo lang mogelijk ons project gaande houden.