Beste lezer van het Haagse Beemden Nieuws, als gemiddelde Netflix verslaafde moet mij van het hart dat de heftigheid van de geweldsspiraal in de hedendaagse Hollywoodproducties mij langzamerhand de strot begint dicht te knijpen. En niet alleen mijn strot maar ook… dit even terzijde.
Ik was in de jaren 50 een onbevangen lagere school knaapje dat graag naar films van Roy Rogers keek; jullie kennen die dandyachtige cowboy met zijn uitgestreken koorknapengezicht zingend van The yellow rose of Texas toch nog wel? Die bedoel ik dus. In die films vielen nooit echt doden en als ze vielen was er geen bloed gulpend uit een diepe wond noch rokende kogelgaten in iemands bloesje te ontdekken.
Het kijkersvolk begon in de jaren 60 luidkeels te roepen om fel realistisch ogende verwondingen en grof geweld. Hollywood schrok wakker en ging ermee aan de slag. Met een hele serie probeersels in B-films kwam een nieuwe generatie harde jongens die zich macho met filmterreur op grote schaal bezig gingen houden.
Ik zie bv de heer Keanu Reeves als John Wick, die met een miraculeus 6-schots pistooltje een apocalyptische kogelregen ontketent om minutenlang een gebouw van zes verdiepingen te zuiveren wat iets van 186 mensenlevens kost, bloed aan de paal en gejuich vanuit de zaal! Als techneut vraag ik mij af of hij zijn wapen niet moest herladen, maar nee hoor, daar ligt kennelijk geen regisseur wakker van.
Ik zie de heer Jason Statham als The Mechanic, die door 4 boeven met maatje kleerkast onder handen wordt genomen, met lijvige bureaustoelen op zijn kale kop wordt gebeukt, een waterboarding behandeling ondergaat, uit een rijdende trein wordt gekwakt en opnieuw in het nauw komt bij de 4 Daltons. Hij staat op, geen schrammetje op zijn postzegel en gaat, inmiddels boos geworden, de 4 te lijf en vult daarmee de SEH van een lokaal hospitaal. Zijn gevechtstechniek is fenomenaal, een horribele mix van karate, jiu jitsu, taekwondo, krav maga, judo en ordinair straatvechten.
Toen deze handelwijze in de filmwereld haar definitieve plaats veroverd had, werd mijn interesse als tiener gewekt. Met een aantal vrienden meldden wij ons bij een judoschool om ons te bekwamen in de aanvalstechniek en eventueel ook de verdediging.
De school van keuze werd gerund door een aantal bloedfanatieke en griezelig afgetrainde Indonesische jongemannen met six pack buikjes, die hoe dan ook geen enkele tegenspraak duldden en dit met harde hand toepasten in de dojo. Ik leerde vallen zonder een dwarslaesie of geplette ribbenkast op te lopen. Toen kwamen de worpen van het lesprogramma aan de orde.
Mijn vriend Otto, die over meer kracht dan techniek beschikte, moest met mij, als slachtoffer, een schouderworp oefenen. Met een wilde blik in zijn ogen greep hij de revers van mijn nieuwe judojurk en trok mij als een baal cement op en over zijn schouder heen, kwakte mij op mijn rug op de mat en toen ging bij mij even het licht uit. Toen ik even later mijn betraande ogen opende staarde ik in het gezicht van de sensei die mij giftig toebeet: “gaat nu effe niet legge te zonnen jonguh, staat als de donder op en geef die gozer een koekie van zijn eige deeg, gesnope?” Hijgend als een postpaard pakte ik Otto beet, die het verrekte om mee te werken. Ik had net zo goed de Maasbrug in een houdgreep kunnen nemen want dat zou ook niets uitrichten. Ik besloot in overleg met mijn vrienden een eind aan onze judocarrière te maken en gewoon door te gaan met de straatvechttechniek waarvan keihard wegvluchten het hoofdbestanddeel vormde.
Een maand na ons afscheid kwam de sensei bij mijn moeder aan de deur. Op hoge toon eiste hij dat er nog een maand lesgeld moest worden betaald. Mijn moeder, als rasechte Rotterdamse, was niet onder indruk van dit mannetje (ze had al ergere dingen meegemaakt in de veertiger jaren) en zei dat er ook geen les meer was gevolgd. Punt uit! Ze groette de man en sloot de voordeur. Nog even klonk er gesis en tandengeknars dat wegstierf toen de sensei het portiek verliet.
Nu ben ik een bezadigde zeventiger, nip s’avonds aan mijn glaasje tonic en kijk naar de grazende paarden in de landgoederenzone van onze Haagse Beemden.
Oh happy days, life is good!