Albertus van de Graaf (15 maart 1924) woonde bijna zijn hele leven lang in Vlaardingen. Hij had een broer en een zus. Toen hij zestig jaar getrouwd was zou de burgemeester langskomen. “Die zei twintig minuten van tevoren af want hij had ‘iets beters te doen’.”
Albertus’ vrouw overleed in 2015. Hij kende haar al vanaf zijn zeventiende. “Ik ben protestants opgevoed. Via de kerk was er een jeugdsociëteit, Excelsior. Voor het eerst mochten jongens en meisjes er samenkomen. Het was meteen raak! Zij was mijn grote liefde. Toen was Vlaardingen nog een gezellig dorp.” Albertus en zijn vrouw kregen drie kinderen. De jongste dochter overleed aan MS toen ze 48 was. Er zijn ook drie achterkleinkinderen. Albertus: “Wij hebben onze ouders vroeger nooit iets gevraagd over hun jeugd. Dat is jammer. Die informatie is verloren gegaan.”
“Ik herinner me nog dat ik begin jaren dertig als kind aan de Binnensingel in Vlaardingen aan het hoepelen en tollen was. We woonden tweehoog. Er kwam toen een enorme zeppelin vanuit Rotterdam overgevlogen. Eronder hing de cabine waarin passagiers werden vervoerd. De ramp met de Hindenburg in 1937 was groot nieuws, dat weet ik nog goed. Daarna zag je geen zeppelins meer. In ‘36 verhuisden we naar de Boerhavestraat. De bovenburen hadden toen al een televisie. Ik ging graag kijken bij tante Titi. Naar de bioscoop ging ik zelden. Ik zag er wel ‘In the air’. Sport? Daar houd ik niet van, dat vind ik oorlog.”
“Rond 1938 verspreidde de overheid pamfletten waarin om geld werd gevraagd om afweergeschut te kopen. We dachten dat het wel mee zou vallen. Totdat mijn vader op een ochtend vertelde dat de oorlog was uitgebroken.
Om te voorkomen dat er zweefvliegtuigen zouden landen, werden de polders rondom het dorp vol palen en onder water gezet. In 1940 hoorden we geknetter. Toen zagen we een V1 overkomen die het niet redde. Hij kwam midden in een grote olieopslagtank terecht. De afweer werd opgesteld in de tuin van dokter Moerman die later beroemd werd vanwege zijn speciale dieet om kankerpatiënten te helpen. De Duitsers hebben het nooit ontdekt. Er kwamen drie Messerschmidts Bf109 over, maar die werden niet geraakt. De hongerwinter was voor ons geen probleem omdat mijn vader alles wist over landbouw. Wij hadden genoeg te eten want we hadden een moestuintje. Alles ging op de bon. Ik heb er nog wat over, die liggen in de kast.”
“Voor koningin Wilhelmina werd een grote triomfboog gemaakt van haringtonnen. Ik heb haar niet gezien. Ik werkte in Vlaardingen ‘Onder de molen’, maar die werd door de Duitsers ingenomen. Duitse immigranten die in Nederland woonden moesten allemaal in het leger. Er werden zomaar mensen van de straat geplukt die moesten verplicht gaan werken in Duitsland. Ook vrienden van mij. In het begin kreeg ik nog wel een ansichtkaartje maar dat stopte snel. Van de meesten heb ik nooit meer iets gehoord. Er verdwenen ook mensen waarvan men nooit meer iets vernam. Na de oorlog hoorden wij dat zij na aankomst in Auschwitz moesten gaan douchen en dat zij toen vergast waren.”
“Omdat ik in de landbouw werkte hoefde ik niet naar Duitsland. Vader werkte bij de politie in Vlaardingen. Hij specialiseerde zich in de dactylogie (vingerafdrukken) en fotografie. Hij gebruikte het toilet als doka. Door de chemicaliën heeft hij last van zijn longen gekregen. Van de bevrijding heb ik weinig gezien. Een vriend van me werd op Bevrijdingsdag neergeschoten.”
“De nieuwe muziek met Elvis Presley en de Rock en Roll van de vijftiger jaren deed me niet veel. Ik houd meer van klassiek. De hippies in de jaren zestig, het eten van bloemen en de langharige jongens zijn een beetje aan ons voorbij gegaan in Vlaardingen. Daar deden wij niet aan mee. De huur was in die tijd laag. De verhuurders waren zo blij dat je een huis van hen wilde huren dat je het behang van hen cadeau kreeg.”
“Geheim om honderd te worden? Geen alcohol! Ik heb na de oorlog nog wel een paar jaar ‘lekkere’ sigaretten uit Egypte gerookt. Na een paar jaar wilde ik ermee stoppen. Op mijn werk bietste ik toen een sjekkie van een collega. Toen deze op was dacht ik: “Wat ben ik een druiloor.” Toen heb ik het nooit meer gedaan. Toen hadden we nooit meer stinkende gordijnen.”
“Ik heb als boekhouder altijd ‘in de cijfertjes’ gewerkt. Ik had wel een vrije baan en had zelfs een eigen kamer. Toch bestond er een hiërarchie. Ik moest niet teveel naar de wc gaan. Dan hoorde ik: “Loop je daar nu alweer heen?” Aan de directrice mocht ik niet te veel vragen. Als je te veel vraagt word je op staande voet ontslagen. Dat kon toen zomaar, iemand ontslaan.“
“Ik heb meegemaakt dat er geautomatiseerd werd. We hadden een enorme computer van IBM in een speciale kamer staan. Die moest gekoeld worden. Waar we eerst weken mee bezig waren kon ineens met een druk op de knop binnen tien minuten uitgedraaid worden. Die printer was ook een bakbeest!”
“In 1986, op mijn 62e werd ik gepensioneerd. Ik ging voor het eerst op vakantie met de auto en een grote tent. In Knokke stond er zoveel wind dat het niet mogelijk was om de tent op te zetten. Toen heb ik een caravan gekocht. Het was nog rustig op de weg. Bij ‘kruispunt’ Deil moest je links en rechts kijken, maar er kwam nooit wat aan. We hebben bijna heel Europa doorkruist. Polen, Duitsland, Zwitserland, Frankrijk, maar het mooiste is toch Noorwegen. Met de boot van Bergen naar Kirkenes. Het allermooist vond ik het verblijf op de Lofoten.”
“Een nadeel van oud worden? De een na de ander valt weg. Je blijft alleen over. Alleen tante Suus leeft nog, maar die is ook al in de negentig.”
Hoe ziet u de toekomst?
“Triest! Oorlog hier, oorlog daar. Mensen kunnen elkaar niet meer verdragen. De politiek is een rommeltje. Er zijn zoveel partijen dat er geen meerderheid meer is en met elkaar samenwerken willen ze niet. Ik heb wel eens het idee dat dit met opzet zo gaat.”
“Mijn dagindeling? Opstaan, aankleden, eten, wandelen over de Burgstsedreef, koffie drinken bij de Jumbo, babbelen bij De Bezemsteel of in de Lucaskerk. Op mijn verjaardag gingen we lekker een weekendje naar Westerschouwen. Schepen kijken die naar Vlissingen gaan. Ik heb via mijn netwerk zelf mijn feest bij De Sleutel geregeld.”
Albertus kan nog goed overweg met de computer. Telebankieren, Facebook, internet en een mobiele telefoon zijn hem niet vreemd. Hij helpt zijn dochter bij computeraangelegenheden. Wel vindt hij dat de telefoon en internet de mensen wereldvreemd maken.
Hij besluit: “Toen mijn dochter hoorde dat ze MS had gingen we overal informeren wat zou kunnen helpen. We kwamen bij een alternatieve arts uit. Die adviseerde te stoppen met vlees eten. Sindsdien eet ik ook geen vlees meer, wel af en toe vis. Ik rook niet, drink nauwelijks en suiker en zout komen bij mij niet op tafel. En ik wil voor mijn verjaardag geen bloemen!”
* Dit verhaal is eerder gepubliceerd in ons eerste jubileummagazine van maart 2024 (Magazine nr.3 verschijnt in september).