‘Jan Rap en zijn maat’ werd in 1977 geschreven door Yvonne Keuls. Plaats van handeling is een opvangcentrum voor ontspoorde jongeren. Regisseur Bert van Gerven legt in zijn openingswoord uit dat zijn Toneelgroep Haagse Beemden er gezien de gemiddelde leeftijd van de spelers een draai aan heeft moeten geven. Hij verving ‘jongeren’ eenvoudigweg door ‘mensen’.
Op het podium staat een eenvoudig tafeltje met daarop wat prullaria en een jarenzeventig telefoon, mét hoorn. Het dient als ‘secretariaat’. Verder zien we een lekkere luie stoel: de huiskamer. Dan staat er nog een klein wit kastje met een dambord erop. De belichting wordt het best omschreven als ‘sober dramatisch’.
Er klinkt muziek: ‘Mag ik dan bij jou’ van Claudia de Breij. Het zet de toon: een zoektocht naar geborgenheid. In een veelheid aan korte sketches worden de monologen, dialogen en groepsgesprekken (lees: clashes) gebracht en al heel snel wordt duidelijk dat er bij alle spelers een steekje los zit.
Een heer timmert, al was het maar om irritatie op te wekken. Hij fungeert als huismeester maar ook hij blijkt niet helemaal bij zijn volle verstand te zijn. De stotterende Garry lijdt aan achtervolgingwaan. Zodra het woord politie genoemd wordt verbergt ze zich in blinde paniek achter de fauteuil, waar ze vervolgens door een bezitterige medebewoonster weer wordt weggejaagd.
Echt comfortabel wordt het nooit. Alle lichtpuntjes die opdoemen doven even snel weer uit. Men jat elkaars pillen en heeft er de mond van vol. Vanuit de coulissen klinkt een hardnekkig rokershoestje. Het geluid van de aanwezige airco onderstreept het broeierige ongemak.
Verkracht
Een van de ‘cliënten’ vertelt uitvoerig over haar ervaring. Als elfjarige werd ze verkracht. Ze kan aan de slag in een hondentrimsalon. Dat ze nog nooit een hond heeft getrimd wuift ze luchtig weg: “Dat leer je zo”. De trimsalon blijkt een hoerenkast te zijn. Met hangende pootjes keert ze terug naar ‘het huis’ dat er is voor daklozen, maar niet voor psychiatrisch patiënten die er toch hun weg naartoe weten te vinden en vervolgens niet meer weg te branden zijn.
Als twee bewoners even de rust vinden om lekker een potje te dammen, …u voelt hem al…, komt nummer drie de schijven met genoegen van het bord zwiepen. Kun je lekker opnieuw beginnen! Er volgt een kussengevecht. Aan het publiek voel je dat sommigen van hen graag zouden meedoen. De toeschouwer wordt als het ware het stuk ingezogen. De gekte wordt steeds klein aangezet zodat de kijker zich erin kan herkennen. Dan groeit het probleem en wordt het ongemakkelijk. Als het tenslotte volledig uit de hand loopt kan de toeschouwer er wel weer om lachen. Humor en drama gaan hand in hand. Het woord ‘onmacht’ in de titel is treffend gekozen.
Agressiestoornis
Er wordt gevloekt en er wordt rotzooi gemaakt. Het podium verandert gaandeweg in een vuilnisbelt. De ‘kers op de taart’ vormt speler Marvin die in zijn rol als Louis de kijker haarfijn duidelijk maakt hoe het is om met een agressiestoornis behept te zijn: “Ik sla hier alles kort en klein”.
De leiding van het huis kan het niet langer aan. Het ontbreekt niet aan commissies, vergaderingen en evaluaties, maar wel aan daadkracht. Om gek van te worden!
De nu vierjarige toneelgroep heeft met deze productie een grote stap gezet naar volwassenheid. De spelers zetten hun rol vol overtuiging neer en de bijna twee uur dat het stuk duurt zijn voorbij gevlogen. Chapeau!