Open voor jou (3) – Femke Geuze

24 april 2024     Redactie leerlingen Graaf Engelbrecht

Femke Geuze

 

Burgerschap is een verplicht onderdeel van Graaf Engelbrecht in het lesprogramma. Onder de noemer ‘Open voor jou’ koos Graaf Engelbrecht voor een drietal domeinen: Identiteit, Diversiteit & gelijkwaardigheid en Leven & samenleven.

 

Bij het domein identiteit hielden leerlingen interviews met grootouders die de band tussen verschillende generaties versterkten. Deze week: de oma van Femke uit atheneum 6.

 

Wat is uw naam, geboortedatum en geboortestad?

Mijn naam is Nel Martin-Wirken, geboren op 31 maart 1943 in Teteringen. Toen waren het maar een paar straten en een kerk. Ik heb daar gewoond tot ik ging trouwen en in dit huis ging wonen.

 

Wat voor onderwijs volgde u?

Lager onderwijs gevolgd en de huishoudschool (vglo). De meeste meisjes die daar zaten waren kinderen van arbeiders. De kinderen van rijkere mensen gingen naar de mavo. Als je goed kon leren maar er geen geld was, moest je toch gaan werken. Studiefinanciering kenden ze toen nog niet.

 

Heeft het feit dat u een vrouw bent voor beperkingen gezorgd?

Een beetje, maar ik had er niet zoveel last van. We merkten het vooral op het werk. Als je trouwde, kon je minder gaan werken als je dat wilde, maar zodra je een kind kreeg mocht je niet meer werken. Je kreeg dan twaalf weken loon uitbetaald en daarna werd je ontslagen.

 

Heeft de feministische golf uw leven beïnvloed?

Niet echt, ik kon alles doen wat ik wilde. Toen ik 16 jaar was moest ik op dansles. Mijn moeder vond dat dit belangrijk was om overal mee te kunnen doen. Ik vond het heel gezellig, dus het was geen straf.

 

Werkte u vroeger?

Ik ben begonnen bij de Hero in de kantine. Dat heb ik vier jaar gedaan. Toen kreeg ik eczeem aan mijn handen. Dat was niet zo handig in de kantine. In de avonduren volgde ik al de modevakschool. Toen werkte ik zeven jaar bij Trenco, tot ik kinderen kreeg. Daarna maakte ik samen met mijn buurvrouw scholen schoon. Dat was vooral erg gezellig. Het geld dat ik verdiende was voor de extraatjes. Mijn man ging op onze zolder extra werken voor zijn werkgever Cenco. Met het in elkaar zetten van medische apparatuur verdiende hij driemaal zoveel als ik. Dus was werken voor mij niet echt meer nodig.

 

Wat was uw beroep?

Ik was coupeuse (kleermaakster). Bij Trenco maakte ik samen met een groep collega’s dure overhemden. Iedereen deed een gedeelte van het overhemd. We zaten allemaal in aparte groepjes. Dat was erg gezellig. Ik maakte daar ook overhemden voor mijn man. Dan maakte ik er een extra boord bij. Dat is het eerste wat slijt. Als de boord versleten was, zette ik er een andere boord op en zo kon mijn man twee keer zo lang met een overhemd doen.

 

Pas geleden sprak ik nog een collegaatje, die nu vrijwilligerswerk bij het Leger des Heils doet. Zij was de vrouw van Frits van Ierland. Dat was vroeger een voetballer bij NAC. Van voetballen kon je vroeger nog niet leven dus Frits werkte ook bij Trenco. Een ander collegaatje woonde hier in de straat, dus die sprak ik nog wel regelmatig. Veel anderen zijn er volgens mij al niet meer.

 

Waarom bent u dit gaan doen?

Toen ik bij de Hero ging werken was dat omdat er geld binnen moest komen. Als klein kind was ik al met poppenkleertjes in de weer en kleren in elkaar zetten vond ik leuk, dus ben ik de modevakschool gaan doen. Ook toen ik bij Trenco gestopt ben, bleef ik kleren maken. Voor mijn zoon heb ik een suede jas gemaakt toen hij klein was en voor de trouwerij van mijn broer heb ik drie neefjes aangekleed met hetzelfde kostuum.

 

Hoe groot was het gezin waarin u bent opgegroeid?

Vader, moeder en zeven kinderen. Een jongere broer van mij, die na mij kwam is overleden toen hij 9 maanden was. Mijn moeder kwam uit een gezin met zeventien kinderen. Toen mijn moeder overleed zijn de meeste kinderen uit huis geplaatst. De oudere kinderen bleven thuis en hielpen mee of werkten en brachten geld voor het gezin binnen.

 

Een ver familielid heeft de stamboom van de familie van mijn moeder (Verberk) uitgezocht tot vierhonderd jaar terug en er een boek van gemaakt. Dat staat hier in de kast. Hiernaast staat een foto uit dat boek met mijn moeder helemaal rechts. Van mijn vaders kant is er ook zo’n boek verschenen, maar dat heb ik niet. Mijn broer wel.

 

Was er een religie in uw familie?

Wij zijn katholiek opgevoed. Op zondag gingen we, ook wel een beetje vanwege de sociale druk, naar de kerk. Op een klein katholiek dorp krijg je al gauw praatjes als je niet naar de kerk gaat. Bidden voor het eten hebben we ook lang gedaan. Verder waren we niet streng gelovig. We hadden zelfs geen bijbel in huis.

 

In wat voor huis woonden jullie?

We woonden in een heel klein huis in de Hoolstraat. Aan de voorkant was er een voordeur en een klein raampje, meer niet. We hadden alleen de begane grond en een open zolder. Op de begane grond was er een kamer en een keuken. Daar stond een tafel met stoelen en een ‘rookstoel’. Tegenwoordig noemen ze dat een fauteuil. We hadden geen bankstel. Achter de keuken was er nog een kleine ruimte die we als slaapkamer gebruikten.

 

Later verhuisden we naar de Pieter van Ginnekenstraat. Een groot huis met een woonkamer, vier slaapkamers en een bijkeuken. Er zaten houten vloeren in die erg kraakten. Later toen één van mijn zussen tijdelijk bij mijn ouders ging inwonen uit woningnood, is er een stuk aan de achterkant aangebouwd. Er was een smalle steile trap naar boven. Daar ben ik een regelmatig vanaf gevallen. Ik belandde dan tegen de deur van de wc die onderaan de trap was.

 

We hadden een grote tuin met een schuur en een kippenhok met ongeveer dertig kippen, voor de eieren. In de schuur stonden hokken met veertig konijnen. Die werden net voor de kerst geslacht, even in een bak met azijnwater gelegd en daarna verkocht. Die konijnen waren altijd heel snel verkocht. Iedereen wist dat mijn vader konijnen had en bestelde ze al voor de kerst. De konijnenvellen werden verkocht aan een ‘bullenboer’. Als mijn vader de konijnen aan het slachten was, hoefde ik nooit in de schuur te komen. Mijn vader pakte dan mijn fiets wel. Mijn broer hielp mee toen hij oud genoeg was. Hij zei vaak: “Konijnen mogen best binnen komen, maar dan moeten ze eerst hun jas uit doen.” Later is het kippenhok (of ‘kiepekooi’ in goed Brabants ) omgebouwd tot volière en heeft mijn vader er vogels in gehouden.

 

Hoe is de relatie met uw ouders, broer en zussen?

De relatie met mijn ouders is altijd goed geweest. Ik ben de op één na oudste. Met mijn broer en zussen is de relatie ook heel goed. We komen iedere week bij elkaar op zondag. Die traditie is vanuit vroeger ontstaan bij mijn oma. Daar gingen we iedere zondagochtend koffie drinken. Na het overlijden van mijn oma werd dat verplaatst naar mijn ouders. Ook toen wij het huis uit waren, wilden ze graag het gezin op zondag weer even bij elkaar hebben. Na het overlijden van mijn vader hebben we dit als kinderen op ons genomen en verzamelden we iedere week bij één van ons. Mijn moeder werd dan opgehaald en bleef dan gezellig de hele dag. Ook na het overlijden van mijn moeder bleven we bij elkaar komen, dat doen we nog steeds.

 

Na het overlijden van mijn eerste man voelde ik me even niet op mijn plaats. Toen ik een relatie kreeg met mijn tweede man hebben we de traditie weer opgepakt. Het is een gezellig sociaal momentje, je wordt van alles op de hoogte gehouden. Als er wat gedaan moet worden helpen we elkaar. In de familie zitten onder andere een timmerman, een sloper, schilder en een metaalbewerker. Dat is erg handig en daar is door onze kinderen en nichtjes en neefjes ook dankbaar gebruik van gemaakt toen ze uit huis gingen. De hele familie helpt mee. Het koffie drinken op zondagochtend werd dan al gauw een werkoverleg.

 

Werd u streng opgevoed?

Ik kan niet zeggen dat ik streng ben opgevoed. Toen ik twintig was mocht ik al alleen op vakantie met vrienden. Dat mocht niet iedereen van mijn leeftijd. We gingen toen naar Oostenrijk met een tent.

 

Bent u getrouwd?

Ik ben twee keer getrouwd geweest. De eerste keer met Cor Geuze. Na zijn overlijden ben ik hertrouwd met Joop Martin. Zij zijn beide inmiddels overleden.

 

Hoe heeft u uw echtgenoot ontmoet?

Mijn eerste man Cor heb ik ontmoet op dansles bij Peemen aan de Teteringsedijk. Een paar jaar later jaar kwam ik hem in de stad weer tegen op de Haagdijk toen ik naar de markt was geweest. We hebben toen lang staan praten en van het een kwam het ander, of zoals hij geregeld gekscherend riep: “Toen is het gesodemieter begonnen“. Ons eerste afspraakje was op Hemelvaartsdag 1962 bij het honderdjarig bestaan van Backer en Rueb. Dat was in Concordia. Mijn ouders vonden het goed dat ik ging. Ik kwam in de ochtend om vijf uur thuis, maar ik moest die dag gewoon werken. Ik heb toen mijn bed niet gezien.

 

Hoe ontmoette u uw tweede echtgenoot?

Ik heb Joop ontmoet met carnaval op 11-11. Er was in onze wijk net een carnavalsvereniging opgericht. Daar zaten wij in, onze buren en nog twee stellen. Joop was met zijn vrouw net uit Haarlem naar Breda verhuist en werkte bij Ambac, net als onze buurman Peter. Ik weet nog dat hij naar het feest op 11-11 kwam met zijn vrouw. Hij was netjes in pak, terwijl wij compleet uitgedost waren in carnavalskostuum. Met wat lippenstift en ruilen van pakken hebben we ze toen ingelijfd in het carnavalsleven.

 

Joop en zijn vrouw sloten zich aan bij onze carnavalsvereniging. Dat werd een hechte vriendschap. Wij maakten zelf de kleren voor de carnaval, ieder jaar weer iets anders. Toen er kinderen kwamen zijn die ook meegenomen in de carnavalsvereniging. Voor mijn kinderen heb ik een keer een prinsenpak en een prinsessenjurk gemaakt, waarmee ze de prijs wonnen voor het mooiste kostuum. Voor de optocht van de school in de wijk werd de carnavalsvereniging gevraagd als jury. De mannen liepen dan rond met een slipjas en een hoge hoed met V.I.P. er op.

 

De grote optocht van Breda hebben we regelmatig vanuit de bovenverdieping van een wijnhuis bekeken en café 'De Bonte Os' op de Speelhuislaan en het Turfschip waren onze vaste stekken met carnaval. De vrouw van Joop viel al snel weg. De carnavalsvereniging hield toen op te bestaan. Wel zijn we onderling altijd goede vrienden gebleven. Toen mijn eerste man terminaal ziek was heeft hij mij aangespoord om na zijn overlijden contact te houden met Joop. Ongeveer een jaar na zijn overlijden heb ik dat gedaan en van het een kwam het ander.

 

Bent u vaak verhuisd?

Twee keer. Van de Hoolstraat naar de Pieter van Ginnekenstraat in Teteringen en later ging ik in Breda wonen. Bijna had ik nog een keer moeten verhuizen. Ze hadden plannen om achter onze huizen een flatgebouw met dure appartementen neer te zetten. Het zou dan mooier zijn voor het uitzicht als onze huizen platgegooid zouden worden. De architecten, “dat stelletje knuppels” hadden er geen rekening mee gehouden dat er achter ons huis hoogspanningskabels lopen. Gelukkig ging het plan toen niet door. Inmiddels zijn onze huizen gerenoveerd dus verwacht ik niet dat ik hier vandaan nog verhuis.

 

Wat waren bijzondere familieactiviteiten?

We gingen vast prik een keer per jaar naar De Efteling. Als het kon gingen ook mijn broers en zussen met de kinderen mee. We ondernamen in de vakantie altijd veel uitjes samen. Dat was altijd heel gezellig. We zijn een keer met de auto naar Marken gereden. Dat is twee uur rijden vanaf hier. Mijn man moest alleen de volgende dag nog een keer terug omdat hij bij thuiskomst erachter kwam dat hij in een restaurant zijn rijbewijs en autopapieren had laten liggen. Gelukkig hield hij van autorijden.

 

Op zondagmiddag na het koffiedrinken reden we regelmatig een toeristische route van de ANWB. Zo kwamen we overal. We kwamen vaak in Valkenburg uit. Door de week was mijn eerste man zelden thuis maar de zondag bleef altijd voor het gezin. Op één zondag na en dat was wanneer er bij de schietvereniging op Eerste Pinksterdag een wedstijd gehouden werd voor de senioren. Toen mocht je nog gewoon ‘bejaarden’ zeggen. We bezochten ook vaak oude ambachtenmarkten.

 

Heeft u een sport beoefend?

Ja, wij deden vroeger aan wandelsport. We liepen dan 25 of 40 kilometer. De Nijmeegse vierdaagse hebben we nooit gelopen, want daar moest je een week vrij voor nemen en zoveel vrije dagen hadden we niet. Omdat ik coupeuse was, heb ik voor de wandelsportvereniging ook de kleding gemaakt.

 

Keek u televisie vroeger?

Wij hadden pas een televisie toen ik achttien was. Er was toen niet veel op tv. Ik had ook niet veel tijd om televisie te kijken, overdag werken en in de avond naar school. Ook toen ik getrouwd was hadden we de eerste maanden geen televisie. Pas in maart 1966 had ik een eigen tv. We keken dan amusementsprogramma’s en Duitse muziekprogramma’s. Ook keken we naar cabaret van Wim Sonneveld, Wim Kan, Toon Hermans en Dorus (Tom Manders). Maar veel keken we niet.

 

Had u veel vriendinnen?

Ik had een paar goede vriendinnen Mijn beste vriendin heette An. Zij is anderhalf jaar vóór mijn eerste man overleden. Ik deed veel samen met An. We gingen samen naar dansles en gingen ook stappen. Dan bleef ik altijd bij haar slapen en dat was heel gezellig. In Teteringen was niet veel te doen, maar in Breda wel.

 

Hoe ziet een dag er voor u uit?

Nadat ik uit bed kom, lees ik de krant en doe wat kleine klusjes in huis. Ik ben veel in mijn tuin te vinden, zodra het weer het toelaat. Tot vorig jaar kwamen mijn overbuurvrouw en ik dagelijks even bij elkaar om even bij te kletsen, maar zij is ook overleden.

 

Wat mist u op dit moment het meeste in uw leven?

Ik mis mijn vrijheid. Als ik ergens naartoe wil, ben ik afhankelijk van een ander, of van de bus of deeltaxi. De bushalte is best wel een eindje lopen. Ik kan ook niet meer zo goed uit de voeten, maar als ik een wandelstok meeneem, gaat het wel.

 

Kunt u hulp vragen om bijvoorbeeld via tablet, telefoon, computer, etc. contacten te leggen?

Als ik iets moet regelen bij bijvoorbeeld de krant of de zorgverzekering, en ze hebben een telefoonnummer, dan kan ik dat heel goed zelf, maar als er iets online ingevuld of aangevraagd moet worden, dan heb ik daar hulp bij nodig. Sinds een jaar heb ik een SOS-horloge, waar ik hulp mee kan vragen in geval van nood. Als ik val, dan wordt meteen mijn zoon gebeld.

 

Zijn er onderduikers bij u in huis geweest?

Ik weet dat er in 1944 een paar Polen bij ons op zolder gezeten hebben nadat we hier bevrijd waren. Zij waren koks op de jongensschool aan de overkant van ons huis. Ze sliepen op de zolder in een grote kist. De kist stond bij het open raam, zodat ze konden vluchten als er toch nog Duitsers kwamen. Zelf heb ik daar niets van meegekregen. Toen ze weggingen heeft mijn moeder wel als dank een elektrisch strijkijzer gekregen. Dat hadden er niet veel. Ik weet nog dat daar een soort stopcontactje bij zat die je in een fitting van een lamp kon draaien.

 

Wat voor invloed heeft de oorlog op uw jeugd gehad?

Er was gewoon niets. Niemand had wat. Iedereen moest opnieuw beginnen. Iedereen stond voor elkaar klaar. Dat is nu wel anders

 

Weet u nog wat uw ouders deden op de dag van bevrijding en hoe heeft u dit meegemaakt?

Ik weet niet precies was ze toen deden. Ik was drie. Ik weet wel dat in 1947 Juliana in Breda op de Grote Markt kwam. Daar ben ik met mijn vader toen naartoe gegaan.

 

Heeft u veel landen bezocht?

Ik heb best wat landen gezien: Duitsland, Luxemburg, Oostenrijk, Griekse eilanden, Spanje, Portugal, Mallorca, Kroatië, Joegoslavië, België. De mooiste plek waar ik geweest ben is Istrië in Kroatië.

 

Zijn er verschillen in opvoeding van uw kleinkinderen t.o.v. uw opvoeding?

Het is natuurlijk een hele andere tijd, maar wat mijn kinderen niet mochten, mogen de kleinkinderen ook niet. Ik ben altijd duidelijk: “Ja is ja en nee is nee." Ik zie dat mijn kinderen dit ook toepassen.

 

Wat zou er makkelijker voor u zijn als u nu jong zou zijn?

Ik mocht thuis heel veel dus ik had het niet moeilijk. Ik moest wel werken. We hadden een vast patroon met klusjes thuis. Iedereen had eigen taken. Als die af waren mocht ik doen wat ik wilde. Dus zorgde ik dat die vrijdagavond af waren dan kon ik op zaterdagavond gaan stappen Mijn broer verzorgde de konijnen.

 

Wat vind u van de huidige jeugd?

Er zijn goeien, maar ook rotzakken. Dat tuig verpest het voor de rest. Mijn kleindochter van veertien wilde graag uit in Breda naar dat mocht niet van mijn dochter vanwege het gedoe dat je als meisje alleen kan krijgen.

 

Wat vind u van het constante telefoongebruik van de huidige jeugd?

Ik vind dat vervelend. Het kan ook anders. Mijn zus gaf een feest omdat zij vijftig jaar getrouwd waren. De familie was compleet en waren er ook veel kinderen. Er kwamen toen geen telefoons op tafel. Het vreemdste vind ik nog dat de jeugd, zelfs als ze naast elkaar zitten, toch nog appjes naar elkaar sturen. Het lijkt wel of ze niet meer kunnen praten.

 

Terug Schrijf reactie

^ Naar boven