Open voor jou (1) Lalou Daneels (deel 1)

06 april 2024     Redactie leerlingen Graaf Engelbrecht

 

Burgerschap is een verplicht onderdeel van Graaf Engelbrecht in het lesprogramma. Onder de noemer ‘Open voor jou’ heeft Graaf Engelbrecht gekozen voor een drietal domeinen: Identiteit, Diversiteit & gelijkwaardigheid en Leven & samenleven.

 

Bij het domein ‘identiteit’ hebben leerlingen uit havo 5 en atheneum zes interviews gehouden met onder andere grootouders. De diepgang en de besproken onderwerpen zijn ontroerend, grappig, herkenbaar, liefdevol en hebben de band tussen verschillende generaties versterkt. Vandaag het eerste deel uit een uitvoerig interview van de oma van Lalou Daneels uit atheneum 6.

 

Lalou: Voor dit interview heb ik gekozen om Mamouche (oma van mijn moeders kant) te interviewen. In dit interview heb ik het met haar gehad over hoe het voor haar was om in eerste instantie alleen te verhuizen naar Afrika (Belgisch Congo, nu de Democratische Republiek Congo) en om daar vervolgens ook een gezin te starten. Ikzelf wist hier van tevoren niks van en vond het daarom extra interessant om hier over te horen en ook hoe dit was voor haar. Niet alleen de verhuis naar Afrika, maar ook hoe het was om een relatie te hebben met een zwarte man in een tijd waainr dat nog niet altijd geaccepteerd werd. In het interview hebben we het ook over Taté, dit is mijn opa van mijn moeders kant en dus de man van Mamouche. Verder hebben we het ook over hun kinderen, Sonia (mijn tante), Kirezi (mijn moeder) en Sibo (mijn oom).

 

 

Mamouche: “Ik was verliefd op Taté, Ik kende hem al vanaf 1960 en ik ben in 1969 pas voor de eerste keer naar Afrika gegaan.“

 

Je hebt hem dus leren kennen in België? Hoe is dat gegaan?

Mamouche: “Voor de onafhankelijkheid van Belgisch Congo mochten de Congolezen niet reizen, zelfs niet binnen hun eigen land. Om naar een andere stad te kunnen gaan hadden ze een pasje nodig met een vergunning om zich te verplaatsen. Om dat te bekomen hadden ze een geldige reden nodig, niet zomaar een uitstapje. Het was hun volledig verboden om naar Europa te komen. Een paar Congolezen die op bananenboten (boten die bananen naar Europa importeerden) werkten, zijn zo vroeger in België verzeild geraakt, maar die mochten niet meer terug naar hun land. Waarom? We vermoeden dat het was om te vermijden dat ze aan hun landgenoten zouden vertellen hoe het hier in Europa was.”

 

“In 1960 - enkele maanden na de onafhankelijkheid - kregen een paar goede studenten een studiebeurs om in België hun studies verder te zetten. Zo kwamen er tien naar Vilvoorde (waar ik woonde) in de landbouwschool. Daar waren Taté en ook Jean, de peter van je moeder bij. We zagen ze eerst ’s zondags in de mis. Daarna kwamen we ze tegen in het cafetaria van het zwembad, wat eigenlijk een café voor jongeren was. Daar sprak iedereen met iedereen. Zo heb ik hem voor het eerst ontmoet. We zijn als vrienden eerst een tijdje samen geweest, nou ja, niet samen geweest als een verliefd koppel maar na een tijdje wel. Op een gegeven moment was er sprake dat we gingen samenwonen of samenblijven. Maar toen zei Taté: “Ik wil eigenlijk dat jij ‘alleen’ Afrika leert kennen, zodat je dat met je eigen ogen ziet en niet door mijn ogen.”

 

Waren jullie van plan om samen te wonen in Afrika?

Mamouche: “Ja, inderdaad. Maar hij zei dus: je moet misschien eerst een beetje eigen ervaring hebben van wat Afrika is, want als je mij erbij hebt, ga je de dingen zien zoals ik ze zie. Ik heb een job gezocht waardoor ik in Congo kon gaan lesgeven en ik ben alleen vertrokken. Hij bleef toen in Nederland. Hij liep stage bij Heineken. In dat eerste jaar ben ik zowel met Kerstmis als met Pasen - alle schoolvakanties eigenlijk - terug naar België gekomen en hebben we elkaar even kunnen zien.”

 

Waarom besloten jullie om samen in Afrika te gaan wonen en niet in België?

Mamouche: “Taté was een grote idealist, hij was ervan overtuigd dat de nieuwe generatie van mensen die gestudeerd hadden nu het land (Congo) gingen heropbouwen en de infrastructuur zouden uitbouwen. Hij vond dat vooral de landbouw als basis van de economie moest dienen. En vermits hij ondertussen landbouwingenieur was geworden was hij niet zinnens zijn tijd te verliezen in Europa maar hij wou zo snel mogelijk aan de slag gaan in zijn eigen land. Hij had nochtans verschillende kansen om in België een goede betrekking te krijgen, zelfs ook aan de Europese Commissie die toen nog niet zo uitgebreid was. Maar hij wou terug naar zijn land om zich daar verdienstelijk te maken.”

 

Vond je dat een lastige beslissing, om in Congo te gaan wonen?

Mamouche: “ In die tijd vond ik dat niet zo moeilijk. Ik was een beetje avontuurlijk aangelegd. Verandering in het leven kan geen echt kwaad. Zeker als je jong bent. Zo ver was het nu ook niet. Er waren alle dagen vluchten tussen Kinshasa en Brussel. Acht uur vliegen en je was weer terug.”

 

Hoelang was je daar dan uiteindelijk alleen?

Mamouche: “Hij is pas in oktober van het volgende schooljaar gekomen. Ik ben vertrokken in oktober ‘69 en heb daar toen een jaar lesgegeven. In oktober ‘70, is hij ook afgekomen, en dan waren we daar met twee.”

 

Hoe was je eerste indruk van Congo/Afrika?

Mamouche: “Mijn eerste indruk van Afrika, ja dat is moeilijk te vertellen. Dat was van alles en nog wat eh… het was heel speciaal. Ik moest om te beginnen lesgeven in het Frans wat ik tot dan nog nooit gedaan had.”

 

Sprak je daarvoor wel al Frans?

Mamouche: “Genoeg, genoeg toch. Ja ik sprak genoeg Frans om gewone dingetjes te zeggen. Maar ja, daar moest ik dan wiskunde geven. Ik moest al die wiskundige termen in het Frans bijleren.”

 

Gaf je les op de lagere school of de middelbare school?

Mamouche: “Hoger middelbaar, dus ongeveer vergelijkbaar met waar jij nu zit. De laatste jaren van wat wij in België ‘humaniora’ noemen. Ik weet niet hoe dat hier heet? Ik moest lesgeven in wiskunde en fysica (natuurkunde). Er waren heel wat ingewikkelde termen die heb ik dan eerst zelf wel eventjes moeten instuderen. Het uitleggen ging wel, maar ik moest vooral de juiste termen gebruiken.”

 

Waar woonde je toen je daar was?

Mamouche: “ In de school waar ik lesgaf. Er was daar een afdeling waar de jongedames konden logeren en ik had daar dus een kamer. Het maakte deel uit van een groot kloostergebouw. De school was apart en in dat kloostergebouw was er een deel dat ingericht was voor het personeel dat geen ander logement had. Het waren mooie grote kamers met meer dan genoeg plaats, met een gemeenschappelijke douche op de gang. Er waren twee douches en twee toiletten waar iedereen zijn ding kon doen. Zo was dat in die tijd. Vroeger waren de hotels ook zo; als je toen naar een hotel ging en er was een kamer met badkamer en toilet, was dat heel erg luxe. De gewone hotels hadden een gemeenschappelijk toilet en douche op de gang. We hadden daar dan ook iemand die kwam schoonmaken. Je moest uiteindelijk zelf niet veel doen, maar een televisie of zo was er niet eh.”

 

Heb je in dat jaar wel gewoon nog contact gehouden met Taté?

Mamouche: “Ja, schrijven, hè. Brieven schrijven en met de post versturen was de enige manier om contact te kunnen houden. Dat duurde dan een kleine week. Brieven werden verstuurd met het vliegtuig. Je moest ze schrijven op heel licht papier-  vliegtuigpapier noemde ze dat - en ook vliegtuigomslagen gebruiken. En waren ook speciale postzegels voor die vliegtuigbrieven. Niet zoals voor het binnenland. Maar dat ging op zich wel goed.

 

Ik was daar dan samen met andere jongedames die in dezelfde school lesgaven. We gingen dan ’s zondags naar het zwembad. Voor de rest van de vrije tijd weet eigenlijk niet zo goed meer wat we deden.  Lesgeven en dan,  ja het was daar ook al om zes uur donker hè, en alleen op straat dat was een beetje gevaarlijk, zeker ’s avonds. Overdag kon dat wel, maar dat was ook niet zo vanzelfsprekend. Als je als blanke vrouw te voet in Kinshasa rondliep, dan bekeken de mensen je echt wel raar.  Ze vroegen zich af: wat doet die te voet op straat? Normaal gesproken moest je dan een taxi nemen, of een auto met een chauffeur, maar niet iedereen had dat.”

 

Dan bleef je eigenlijk vooral in het klooster in je vrije tijd?

Mamouche: “Ja. Er was een vriend van Taté die aan de universiteit lesgaf en daar professor was. Daar ging ik dan wel eens even op bezoek. Ik moest dan wel een bus nemen om er te geraken. Dat waren dan van die inheemse bussen. In de tijd viel dat allemaal nog wel mee. Nu is dat heel anders, nu moet je vechten om in zo’n bus te geraken en een plaatsje te bemachtigen en zit iedereen heel erg opeengepakt. Maar toen ging dat nog allemaal.

Die vriend was Jean. Dat is de peter van uw moeder. Hij gaf dus les aan de universiteit van Kinshasa. En voor de rest weet ik het niet goed. Veel lezen natuurlijk. Er was een grote bibliotheek bij het klooster waar we boeken konden lenen. Daarnaast stak ik veel tijd in het voorbereiden van mijn lessen. Ik had daar wel wat werk aan door het feit dat ik dus al die dingen - vooral die Franse termen - eerst moest instuderen.”

 

Hoe was het toen Taté uiteindelijk naar Congo kwam?

Mamouche: “Goh, dat was in oktober van het volgend schooljaar. Hij is daar toen in de brouwerij (Bralima, dat van Heineken afhing) beginnen werken. Hij was daar wat ze in het Frans noemen ‘ingenieur chemiste et des industries agricoles’, dus ingenieur chemie en van de landbouwindustrie. Dat is zowel van de melkerijen en alle andere fabrieken die landbouwproducten omvormen naar producten om te gebruiken. Een brouwerij hoorde daar ook bij. Hij had na zijn studies voor ingenieur, een specialisatie gedaan voor brouwerij. En zo is hij door Heineken aangenomen en dan in Kinshasa bij die brouwerij, die ook bij Heineken hoorde, gaan werken. Daar woonden we in de concessie van de brouwerij. Dat was helemaal ommuurd met allemaal individuele woningen voor de mensen die in de brouwerij werkten, en de brouwerij zelf.”

 

En jij ging daar dan bij hem wonen?

Mamouche: “Ja, omdat we dan samen konden zijn. We zijn daarna dan ook getrouwd. We waren nog niet getrouwd toen we gingen samenwonen. Onze trouwerij was ook iets heel bijzonders. De vader van Taté wilde niet dat we trouwden. Enfin, eigenlijk wilde die mij gewoon niet zien.”

 

Hoezo?

Mamouche: “Hij vond het niet goed dat zijn zoon met een blanke vrouw zou trouwen. Ook mijn vader had dezelfde mening: hij vond het ook niet goed dat zijn dochter met een zwarte man zou trouwen. Dus toen Sonia geboren is zei hij…”

 

Waren jullie toen wel al getrouwd?

Mamouche: “Nee nog niet. Taté wou het niet. Taté zei altijd: als mijn papa geen toelating geeft dan trouwen we niet, punt. Dan blijven we zo bij elkaar. Dat kon toen al, samenwonen zonder getrouwd te zijn. We waren wel bij de eersten die al kinderen maakten zonder getrouwd te zijn. Nu is dat gewoon, nu doet iedereen dat, maar toen was dat nog bijzonder. Maar toen Sonia geboren was kreeg de vader van Taté ineens een ingeving. Hij bedacht zich: “Als ik nu doodga dan gaat God mij veroordelen omdat mijn zoon in zonde leeft.”

 

Oh, omdat jullie een kind hadden zonder getrouwd te zijn?

Mamouche: “Inderdaad. Dus hij zie hij tegen Taté: jullie moeten trouwen! Taté heeft toen geantwoord: “Dan gaan wij onze trouw organiseren”. Maar ook dat ging niet zomaar: Zijn vader had een vriend van hem die ook in Kinshasa woonde opdracht gegeven om te controleren hoe wij leefden. En wij gingen dan bij die man op bezoek. Want dat was een hele vriendelijke oude man. Althans, voor ons toen een oude man. Hij was waarschijnlijk even oud als wij nu zijn ondertussen. Maar wij waren toen nog jong. Wij gingen bij hem op bezoek en hij kwam bij ons op bezoek. Hij heeft blijkbaar een positief rapport gestuurd naar zijn vriend, dus is de vader van Taté met nog een neef gekomen om ons te trouwen.

 

Waar kwam de vader van Taté vandaan?

Mamouche: “Hij kwam van Bukavu naar Kinshasa. Bukavu is aan de andere kant van Congo. Kinshasa ligt helemaal in het westen en Bukavu ligt helemaal in het oosten. Zij zijn naar Kinshasa gekomen, en toen zijn we getrouwd, voila.”

 

Jouw ouders waren daar toen niet bij?

Mamouche: “Nee. Mijn vader schreef nog altijd brieven naar mij met dus juffrouw Gerda Guldentops - mijn meisjesnaam - , per adres Kanobana. Ik was voor hem niet mevrouw Kanobana. ik was inwonend bij Kanobana. Dus ja, dat is dan ook wel weer goed gekomen achteraf, maar het heeft eventjes geduurd. Dit waren dan zo ongeveer mijn eerste jaren in Congo.

 

Hoelang zijn jullie daar blijven wonen?

Mamouche: “In Kinshasa vier jaar, uw moeder is daar nog geboren en Sibo is dan in Mbandaka geboren, waar we na Kinshasa naartoe zijn gegaan. Daar zijn we ook vier jaar geweest. Dat was een stuk erger dan Kinshasa. Dat was in de ‘brousse’ (jungle) eigenlijk. Mbandaka was een stad maar er was maar één weg in en uit te stad. De rest was omringd door water, de Congo-stroom. Die is daar 30 kilometer breed. Het leek op een zee met eilanden erin. Het was geen mooie streek maar wel een heel aangename streek, omdat de mensen daar nog eigenlijk heel authentiek waren. Om het in lelijke termen te zeggen: de beschaving had nog niet te veel schade gebracht aan die mensen; het waren natuurmensen. Het leven was nog heel simpel en de bevolking had geen minderwaardigheidscomplex ten opzichte van de blanken, zoals in de grote steden als Kinshasa of Lubumbashi waar we later ook hebben gewoond. In Mbandaka was dat niet. De mensen daar aanvaardden iedereen zoals je was. Gewoon: een mens is een mens. Ze vroegen zich niet af: wat wij eten, zou zij dat wel eten? Wat wij doen, zou jij dat ook doen? Dat was gewoon geen issue. Dat werd niet gevraagd. Iedereen werd in zijn eigenheid aanvaardt.

 

Werkte je toen nog steeds bij de school?

Mamouche: “Ik ben op een school blijven werken. Er was Mbandaka een andere school waar ik lesgegeven heb. We woonde dan daar ook weer in de concessie van de brouwerij. Dat was een nieuwe brouwerij die gebouwd werd omdat Mobutu – die toen president was van Congo - van die provincie afkomstig was. Toen heeft Heineken daar een brouwerij gebouwd en Taté heeft die dan opgestart als directeur. Niet alleen hè, wel samen met andere mensen natuurlijk. Na Mbandaka zijn we dan daarna naar Kisangani vertrokken en daar heeft Taté ook weer in een brouwerij gewerkt en ik lesgegeven. Van Kisangani zijn we in 1979 terug naar België gekomen.

 

Dit artikel wordt woensdag vervolgd.

Terug Schrijf reactie

^ Naar boven