Pang, wham; het is herfst. Zojuist was het nog lekker laat licht en zwoel. We zaten samen in de achtertuin te kijken naar de zonsondergang. Dan opeens schemert het nog als je om acht uur op de fiets stapt. Later dezelfde dag keer je rond zeven uur ’s avonds terug en je merkt dat je fietslicht het niet doet.
Juli was heerlijk. Met zonlicht vanaf half zes tot ’s avonds tien uur stuitert de vitamine D door je lijf. Augustus is voor een groot deel een vakantiemaand en de hondsdagen gaan ongemerkt voorbij. Het korter worden van de dagen valt niet op. In het vakantieland valt de avond sneller of minder snel, maar de dagelijkse orde loopt sowieso uit het gareel. Als in september de routine weer begint is het licht als de wekker om zeven uur gaat. De aandacht gaat naar het al dan niet vallen van regen. Oktober begint met prachtig weer, hoopvol en dan opeens, wham, je staat op in het donker.
Wie lange tijd in het buitenland heeft gewoond, herkent hoe die Nederlandse seizoenwisselingen een heftig deel van de emotionele wortelvorming zijn. De lange, donkere winterdagen die vanaf oktober sfeerbepalend worden, tot in maart de lente met meer licht opluchting brengt. De donkere dagen laten tijd voor poëtische mijmeringen, geïnspireerd door de onvergetelijke Jacques Brel.
Waar de noorderzon bleek in de Noordzee verdwijnt
En de duinen zich weven door het golvend terrein
Waar bij storm en regen de dijk zich vermant
Als enig verweer van het lage land
En de mens zich verbergt achter vlijtige haast
Als de wind uit het westen over de velden raast
Daar, in het lage land is mijn thuis.
Waar alleen torens van kerken nog reiken naar God
Naast torens van Babel, wars van gebod
Waar geloven gebukt gaat onder dreiging van hel
En dagen voorbij gaan zonder inzicht of spel
Met alleen de regen als ritme van tijd
Als de wind uit het oosten door het donker snijdt
Daar, in het lage land is mijn thuis.
Met een lucht die zo grijs is dat je je schaamt
Een lucht die het einde der tijden beraamt
Waar het kanaal nog lager ligt dan het tij
Waar het kanaal verdrinkt in het krakende ijs
Als de wind uit het noorden de grachten bevriest
En de mens zich in dromen en drinken verliest
Daar, in het lage land is mijn thuis.
Dan ontwaakt met de lente elke rivier.
Somberheid wijkt voor plan en plezier
De zuidenwind speelt alsof hij rokken jaagt
Tot elke vrouw het liefst haar eigen man behaagt
Als de geuren zich mengen, van passie en stro
Dan vindt elke Jan zijn Brigitte Bardot
Daar, in dat lage land is mijn thuis.