‘Knibbel, knabbel, knuisje, wie eet daar van mijn huisje’ klinkt bij iedereen bekend in de oren. De gebroeders Grimm hebben het sprookje Hans en Grietje waarin deze beroemde zin voorkomt in 1812 voor het eerst schriftelijk vastgelegd.
De verloofde van Wilhelm Grimm kende het sprookje al via mondelinge overleveringen. Het thema ‘eten van een huisje’ is ontstaan uit het gebruik van het eten van een heilig huisje, een kerk. In dit artikel leggen wij uit waarom mensen ooit steen aten.
Komend weekend kunnen tijdens de Nationale Monumentendagen overal in ons land gratis allerlei monumenten worden bekeken. Ook in Breda. In middeleeuwse kapellen en kerken zijn de zuilen en muren vooral in de buurt van de altaren af en toe diep uitgehold. Het lijkt wel of er muizen aan hebben geknaagd of dat de duivel er met zijn klauwen diepe voren in heeft gekrabd. Niets is minder waar. Het waren zieke middeleeuwers die op zoek waren naar genezing.
Kalksteen
Onze moderne medicijnen die voor nagenoeg elke kwaal verlichting en meestal genezing als resultaat hebben, zijn er nog niet zo lang. Een paar eeuwen geleden waren er enkel wat kruiden voorhanden om lichamelijke en geestelijke aandoeningen te verlichten. De kerk, het centrale en verbindende element in de samenleving, was voor de bevolking het kenniscentrum bij uitstek. Het was dan ook niet vreemd dat juist de kerk geacht werd een tastbare oplossing te bedenken voor al die kwalen en ziekten.
Al in de vroege middeleeuwen ontstonden de verhalen over wonderbaarlijke genezingen rondom de overblijfselen van heiligen. Voor de meeste mensen was het duidelijk dat hoeveel je ook bad, een goddelijke reactie altijd uitbleef.
Netwerken
Een heilige was een directe verbinding tussen een mens en God. Door een heilige aan te roepen via een gebedje bij een reliekhouder was de kans aanwezig dat God een antwoord gaf in de vorm van een genezing. De heilige zelf kon de genezing niet uitvoeren. Deze verheven zielen moesten daarvoor aankloppen bij God. Het voordeel was dat deze bijzondere zielen in de hemel bij God aan tafel mochten zitten. Als je geluk had kon de aangeroepen heilige iets voor je doen. De heilige zat dan in je vriendenkring. Je kunt het vergelijken met het zoeken naar een nieuwe baan via je netwerk. Als je de juiste persoon in je netwerk een appje stuurt met een telefoon kun je vragen of deze persoon je wil helpen. De kerk haakte daar enthousiast op in en verspreidde stukjes van de beenderen van bekende heiligen in kostbare reliekhouders over alle kerken. Hierdoor ontstonden er overal in de christelijke wereld centra van mogelijke genezingen van ziekten.
Steen eten
Sommige kerken kregen toestemming om relieken van meerdere heiligen in bezit te hebben. In prachtige kunstwerken konden de gelovigen al deze stukjes bot en kledingstukken benaderen. Omdat mensen, ook tegenwoordig nog, elkaar van alles wijs kunnen maken, dacht men dat de relieken sterke geneeskracht uitstraalden. De genezende kracht zou het sterkst zijn rondom het hoofdaltaar waar ze uitgestald waren. Het gebouw zelf absorbeerde volgens het volk deze bijzondere kracht. Het was dan ook niet vreemd dat pelgrims die soms wel wekenlang onderweg waren naar een bepaalde reliek, ook wat van die werking mee naar huis wilden nemen. Daarom schraapten de pelgrims materiaal uit de muren en zuilen van de kerk, het liefst zo dicht mogelijk bij het genezing schenkende reliek.
De middeleeuwse kerken waren vaak gebouwd van kalksteen. Het kalkschraapsel werd in de soep gestrooid of als broodbeleg gebruikt. Gezonde mensen gingen voor hun zieke familieleden die zelf niet meer in staat waren te reizen, naar een kerk waar de juiste reliek te zien was die genezing beloofde voor een bepaalde kwaal. Om een zakje gruis te halen. Er ontstond ook handel in kalksteengruis dat uit veraf gelegen kathedralen afkomstig zou zijn. Marskramers ontdekten een nieuwe handel en verkochten afvalgruis aan de hoogste bieder. Het kalkschraapsel bleek een goed middel bij brandend maagzuur, de voorloper van de moderne maagtabletten.
Reformatie
Tijdens de godsdienstoorlogen eind zestiende eeuw werden heiligenbeelden en reliekhouders verwoest. Het was voortaan verboden om de ziel van een heilige te vragen iets voor je te doen bij God. De nieuwe kerkelijk leiders beschouwden heiligen als afgoderij. Alleen God en Jezus hoorden in een kerk thuis. Afbeeldingen daarvan werden streng verboden. De schoonheid van de kerkinterieurs moest het veld ruimen. Er resteerden slechts nagenoeg lege hallen. Fraaie rouwborden van welgestelden als decoratief element kwamen er voor in de plaats en stonden symbool voor een leven van hard werken. De nieuwe stelling werd: ‘de schoonheid zit in jezelf en door flink te lijden en sober te leven krijg je vanzelf de eigenschappen van monniken en nonnen. Die hebben geen heiligen nodig om God te bereiken’.
Monumentendagen
Gelukkig is tijdens de reformatie niet alles verwoest en kapot geslagen. Tegenwoordig wordt dankzij kundige restauraties veel verdwenen kunst weer zichtbaar gemaakt. De nationale monumentendagen zijn een mooie kans om deze verborgen wereld van dichtbij te kunnen bekijken.