Vakantiegangers die zich wagen aan het maken van een cultureel uitstapje naar een kerkinterieur in Frankrijk komen regelmatig beelden tegen van de heilige pastoor van Ars. In Belgische en Nederlandse kerken kom je eveneens regelmatig beelden en schilderijen tegen van deze vreemd uitziende geestelijke. Wie was de pastoor van Ars en waarom is hij zo bekend geworden?
Op 8 mei 1786 werd in een boerderij nabij het Franse Lyon een jongetje geboren. Het kind kreeg een rijkgevulde naam: Jean Baptiste Marie Vianney. Zijn vrome ouders waren sociaal ingesteld. Als er voedsel over was, werden de armen uitgenodigd een hapje mee te komen eten en te overnachten. Het was er altijd gezellig. Jean had geen interesse om de boerderij over te nemen en gaf aan naar het seminarie te willen om daar een priesteropleiding te volgen.
De ouders stemden enthousiast toe, maar twijfelden aan de geestelijke kwaliteiten van hun zoon. Hij blonk niet uit in studeren. Dat bleek ook toen hij begon aan de studie. Vreemde talen als Latijn waren een kwelling voor de ijverige student. Wat Jean aan intelligentie miste had hij volop aan sociale vaardigheden. Zoveel dat hij toch, met de hakken over de sloot, slaagde voor zijn priesteropleiding.
Ars-sur-Formans
In 1818 vertrok de 32-jarige Jean naar het dorpje Ars-sur-Formans om daar de vacature voor een nieuwe pastoor te vervullen. Ars-sur-Formans was een klein dorp, gelegen ten noorden van Lyon, niet ver van het Zwitserse Genève. De bewoners waren dol op feesten en uitgaan en voor de kerk was nauwelijks belangstelling. Af en toe deed hij de mis voor enkel het kerkmeubilair. Jean werd alleen maar bespot en uitgelachen.
Toen Jean na het overlijden van zijn ouders een flinke erfenis ontving, besloot hij om het geld te besteden aan de opvang voor kansloze meisjes en hulp aan de allerarmsten. Daarnaast liet hij de kerk verbouwen en verfraaien. De parochianen die Jean altijd links hadden laten liggen, kregen in de gaten dat hun pastoor een eenvoudige man was die graag gaf aan anderen. De parochianen begonnen de sociale talenten van de priester te ontdekken.
Demonen
De pastorie waarin Jean woonde lag een beetje afgezonderd van het dorp. In de donkere winteravonden van 1824-1825, tijdens zijn zesde ambtsjaar begon het te spoken in de pastorie. Vreemde griezelige stemmen, gestommel en klopgeluiden hielden de angstige priester uit zijn slaap. Jean zocht hulp in het dorp. Stevige boerenknapen overnachtten in de pastorie om bij onraad de boosdoeners in de kraag te vatten. Toen ook zij ontdekten dat de geluiden en overlast niet te traceren waren, werd de pastorie al snel het spookhuis van Ars.
Het hoogtepunt was de vreemde brand in de slaapkamer van de pastoor. Het vuur dat uit zichzelf was ontstaan, brandde vierkante lijnen in het interieur en doofde daarna uit zichzelf. Op het moment van de brand was er niemand in de pastorie. Jean deed de kamer op slot en is er nooit meer binnengegaan. Het verhaal verspreidde zich razendsnel. Van heinde en verre stroomden ramptoeristen naar de pastorie. Iedereen wilde graag kennismaken met de spookpastoor. Wat ze aantroffen was een eenvoudige joviale pastoor met een groot hart die goed kon luisteren. Iedereen wilde biechten bij de pastoor, het werd een rage. Jean leerde leven met de vreemde verschijnselen en verklaarde het als: ‘Mijn vriend de duivel, hij is ontdeugend maar doet verder geen kwaad.’
In december 1826 bezocht Jean voor drie weken een jubileum van een collegapriester in een nabijgelegen dorp. Jean werd bespot en gehoond om de spookverhalen in zijn pastorie. Totdat het logeeradres op een nacht geteisterd werd door klopgeluiden, schudden, open- en dichtslaande ramen en deuren. Allen waren getuige van de vreemde verschijnselen. Hoewel er veel getuigen zijn van de paranormale verschijnselen in de pastorie van Jean, waren er ook mensen die niets hoorden of zagen.
Pelgrims
Het kleine dorpje werd overstroomd met pelgrims die kennis wilden maken met de bijzondere pastoor. Vanwege de duivelse gebeurtenissen werd de pastoor van Ars door de bisschop bevoegd verklaard om duivelsuitdrijvingen te verrichten. Hoewel Jean daar zelf sceptisch over was, bezochten mensen met bezeten familieleden de exorcist met het verzoek voor een uitdrijving. Hierdoor werd de pastoor van Ars nog bekender.
Door zijn paranormale waarnemingen zagen de mensen in de eeuw van het ontstaan van de wetenschap in Jean een man die met een been in de ene en met het andere been in de echte wereld stond. Biechten, het kunnen en mogen praten over verboden zaken, was bij hem daarom een bijzondere ervaring. Het vreemde uiterlijk van Jean maakte zijn faam nog groter. Zijn bleke benige gezicht, het lange grijze haar, de kleine magere gestalte, de priemende vurige ogen en de zachte vriendelijke lach zijn na zijn heiligverklaring veelvuldig in steen en verf vastgelegd, hoewel Jean zichzelf liever niet geportretteerd zag. Hij vond zichzelf nogal carnavalesk.
Philomena
In 1832 geeft Jean opdracht voor de bouw een kapel voor de dan pas ontdekte catacombeheilige Philomena. Hij start een grootse verering voor deze heilige. Vanwege zijn toenemende populariteit krijgen pasgeboren pelgrimdochters daarom de naam Filomena.
Exhuminatie
Toen uiteindelijk na vier decennia de klopgeesten het voor gezien hielden, was de pastoor van Ars, zoals hij genoemd werd, een gevierd priester geworden. Jaarlijks bezochten ruim honderdduizend pelgrims de pastoor. Jean zat vaak 18 uur lang in de biechtstoel. Spontane genezingen werden meestal toegeschreven aan massahysterie maar trokken nog meer belangstellenden.
Op 4 augustus 1859 sluit de geliefde pastoor na een lang ziekbed voorgoed de ogen. Hij werd in een loden kist bijgezet in een grafkelder in zijn kerk. Deze kist staat tegenwoordig in het woonhuismuseum, in de kamer naast het verbrande bed. In 1925 werd hij heilig verklaard. Daar hoort een exhuminatie bij. Het bleek dat het lijk van de pastoor van Ars nog steeds intakt was. Bedekt met een flinterdun cosmetisch waslaagje is hij sindsdien weer te zien in de kerk van Ars. Liggend in een prachtige glazen kist. Naast de kist is in een messing kast tussen twee engelenbeelden het verdroogde hart van de heilige, dat ooit zo vurig klopte voor het heil van zijn kudde, te zien. De stroom belangstellenden is nog steeds niet afgenomen.