Op de luchthaven van Colombo, in de transithal, hoor ik uit een krakende luidspreker een melodieuze vrouwenstem omroepen dat de passagiers voor de vlucht naar Madras zich kunnen begeven naar gate nummer drie. Eerst nog moet ik langs een uiterst strenge controle in verband met de twisten tussen Tamil Tijgers en Singhalezen. Te voet kom ik buiten en zie ik het vliegtuig, vijftig meter links van mij. Wat klein is dat ding!
Slechts een zestigtal passagiers kunnen erin. Dichterbij gekomen begin ik een gevoel van onbehagen te krijgen, want hoewel niet met propellers uitgerust lijkt de kist toch verdacht veel op een oude Dakota, zo'n gammele D.C. Terwijl ik de kleine trap met baldakijn bestijg, zie ik steeds duidelijker de popnagels zitten, of is mijn bange vermoeden juist en zijn het warempel toch die ouderwetse klinknageltjes waarmee de ontelbare aluminiumplaatjes aan elkaar zijn bevestigd?
Maar ook hier staat de stewardess met een stralende glimlach te wachten, alsof we gratis een enkele hemelreis krijgen aangeboden, waar we maar heel blij mee moeten zijn! Schoonheden zijn het, die je onrust in slaap sussen. 'Uitverkorenen', zo lijken we te worden bejegend tijdens de begroeting en bij de begeleiding naar onze plaatsen. Heel vriendelijk wijst ze me mij een stoel aan, bij het raam nog wel. Ik laat mijn blik ronddwalen en bekijk de wanden. De bekleding ontbreekt. Ook hier weer die nageltjes.
Ik wend mijn ogen naar het plafond, daar waar de leidingen voor ieder zichtbaar te kijk hangen. Het moeten beslist koelbuizen zijn, want hier en daar vallen condens druppels omlaag, veelal met strakke regelmaat. Op één plaats zelfs vrij veel, en wel zo erg dat de hoofdsteward een papieren servet om de leiding knoopt, waardoor de druppels niet meer loodrecht naar beneden vallen, maar een uitweg vinden langs het plafond. Voor mij is het een zwaar afgeschreven toestel, dat dik winst oplevert.
Ik probeer mijn verantwoordelijkheid wat af te wentelen op de vliegtuigmaatschappij, die zich blijkbaar toch geen hemelreizen kan veroorloven. Hoewel de bemanning waarschijnlijk in reïncarnatie gelooft en ik niet! Helaas, of eigenlijk... gelukkig maar? Nu iedereen aanwezig is en in de riemen zit, doet de piloot een poging de motoren te starten. Dat gaat wel zeer moeizaam. Uiteindelijk, ik kijk juist naar buiten, worden er grote zwarte roetpluimen door de motoren uitgestoten, die ten slotte sputterend beginnen te draaien. Tegelijk worden in het vliegtuig uit een aantal buizen wat stoomwolkjes de ruimte ingeblazen. Dan voelt het plots heel tochtig aan mijn voeten, het lijkt wel of de deur niet helemaal afsluit.
Nu klinkt de stem van de gezagvoerder door de intercom: we zullen slechts 3000 voet de hoogte ingaan, waardoor we kunnen genieten van een prachtig uitzicht op de kustlijn en de eilandjes. Nog voor de start, dat wil zeggen nog tijdens het taxiën, krijgen we al onze verfrissingsdoekjes: willen ze voorkomen dat we bezweet bij Petrus aanvliegen? Dan gaat de eigenlijke start beginnen. Vrij snel komen we van de grond en reeds zijn daar de stewardessen in de weer met drankjes en het gereedmaken van de maaltijden, die ze direct daarna uitserveren.
Plotseling, tijdens de lunch en het ronddelen van koffie en thee, komen we in een luchtzak terecht. Daarna nog enige keren. Hevig worden we door elkaar geschud. Enkele bekertjes drank vallen om. Vol spanning vanwege de onverwachte bewegingen van het vliegtuig, onthutst kijkend naar de besmeurde kleding, kunnen we niets anders doen dan dit te aanvaarden, de meeste passagiers zwijgen. Door de riemen ben je minder beweeglijk, je moet maar lijdzaam afwachten tot alles voorbij is en het lampje weer gaat knipperen, zodat je jezelf los kunt maken om de schade wat te herstellen.
Dan komt opnieuw de stem van de gezagvoerderdoor de intercom. Op een rustige toon vertelt hij dat we in wat roerig weer zitten en het misschien nog vijf minuten duurt voordat we daaruit zijn. Intussen rammelt het toestel aan alle kanten en lijkt het of de vleugels elk moment los kunnen laten. Het vliegtuig blijft hevig slingeren. Alleen de stewardessen lopen bedrijvig heen en weer. Af en toe brengen ze een kotszakje naar de wc. Daar mag je ook al niet naar toe, je zal maar hoge nood hebben! Maar even plotseling is het over en overvalt mij de rust en het gelijkmatig brommen van de motoren. Dan krijg ik weer de moed naar buiten te kijken.
Heel in de verte zie ik de donkere, hoog opgepakte wolken, dichtbij schijnt volop de zon. Hoe schitterend liggen de eilandjes daar, zo'n kilometer onder je, in het diepdonkerblauwe, bijna zwarte water. Ook de boomtoppen hebben een eigenaardige kleur, die niets met groen te maken heeft. Witte wolken, aaneen geschoven en gestapeld, fijne waterdruppels waar je doorheen vliegt, die de wereld rondom je zo leeg maken. Het is een bijzonder ruimtelijke ervaring, die je in je denken doet uitstijgen ver boven deze 3000 voet verwijderd van de aardkorst.
Even zitten we nog in een onweersbui, waarschijnlijk aan de rand ervan. Ook nu lijkt het of we ons in een cakewalk bevinden. Weer knipperen de lampjes. Naarstig worden de riemen vastgemaakt, de sigaretten worden uitgedrukt. We wachten af wat komen gaat. Na enige tijd kunnen de riemen weer los, gelukkig!
Plots wordt het snel koud in het vliegtuig. De troostende stem via de intercom die ons vertelt dat
de airconditioning is aangezet en de zon die zijn warme stralen door het raam laat glijden, brengen me weer tot rust. We krijgen nu ook onze instantmaaltijden. Er is keuze uit twee soorten pakketten, die niet veel verschillen van de McDonald’s dubbel geïroniseerde en geactiveerde neutronenbroodjes: altijd vers ! De koffie erbij is wel verrukkelijk, ingeschonken door een stralende, parelwit - of is het hier kokosnootwit? - lachende stewardess.
De kustlijn van Madras is al in zicht terwijl ik nog een sigaretje rook. Even later: riemen vast, sigaret uit, een glijvlucht, een bons en, hèhè, we zijn weer heelhuids terug in de veilige schoot van moeder aarde...