Op 11 november wordt na zonsondergang bij veel mensen aangebeld. Als er open wordt gedaan staan er kinderen vrolijke liedjes te zingen over de heilige Sint Maarten. Ze dragen kleurrijke lampionnen met een lampje erin dat gevoed wordt door een batterijtje. Een halve eeuw geleden gingen de kinderen de straten door met een suikerbiet die kunstig was versneden tot een uitgeholde demonenkop. De biet werd verlicht door een kaarsje.
De spookachtige aanblik van deze macabere koppen werd opgevrolijkt door het gelach en de liedjes. Nog langer geleden trokken de kinderen op 11 november met een rommelpot door de straten. Een rommelpot is een aardewerk pot met daaroverheen een varkensblaas. Daar werd een stuk riet doorheen geprikt. Als men het riet op een neer bewoog klonk een brommend ritmisch geluid. Ze trokken in optocht naar het Martinusvuur. Het is de bedoeling dat na het liedje de toehoorder de kinderen fruit, iets lekkers of wat geld geeft. Deze feestelijke avond kent een lange geschiedenis gebaseerd op de heilige Maarten.
Wie is Sint Maarten en waarom feest op deze dag?
Toen onze streken nog bevolkt werden door de heidenen (niet christenen) was Wodan een belangrijke oorlogsgod die op zijn paard door de hemel vloog. Hij droeg daarbij een grote rode mantel en een scherp zwaard. Op de elfde dag van de elfde maand was de oogst ten einde. Het vee ging op stal. Dit moest worden gevierd met lichtgevende vreugdevuren om de vruchtbaarheid van de gewassen op het land en boerderijdieren te waarborgen.
Men trok er na zonsondergang voorzien van fakkels in processie naartoe om de brandstapel te ontsteken. Het vuur was ook bedoeld om boze geesten te verjagen. De herfst wordt gekenmerkt door steeds kortere dagen en lange donkere nachten waarin het kan spoken. Een beetje bescherming kon geen kwaad. Er werd veel gegeten en gedronken. Vooral vette ganzen werden boven de vuren geroosterd, verdeeld en verorberd. Terwijl Samhain, het moderne Halloween, het feest is van de nacht en de doden, is het feest op Sint Maarten een symbool van licht en wedergeboorte.
Toen de missionarissen uit Groot-Brittannië naar het vasteland kwamen om het christendom te verkondigen, werd het oogstfeest op 11 november geïntegreerd in de nieuwe godsdienst. Beroemde zendelingen als Willibrodus en Bonifatius wisten de heidense gebruiken liever volledig uit. Om zoveel mogelijk zieltjes te winnen werden oude gebruiken geïntegreerd in de nieuwe godsdienst. Zo ook het oogstfeest. Een voor de hand liggende heilige die prima bij 11 november paste was Martinus van Tours.
Deze heilige werd rond 316 in het Hongaarse Szombathely geboren. Hij werd genoemd naar de Romeinse oorlogsgod Mars omdat zijn vader een Romeins legerofficier was. In deze plaats staat de trotse Romeinse tempel, waar de familie ongetwijfeld ooit is geweest, nog steeds overeind. Uiteraard een handje geholpen door kundige restaurateurs. Zijn ouders misten Italië en verhuisden naar Pavia. Het jochie kreeg er een slaaf cadeau die hem van alle gemakken moest voorzien. Omdat zijn vader een legerofficier was werd er van Martinus verwacht dat hij op zijn vijftiende ook het leger in ging. De jongen was echter een en al goedheid. Hij was sociaal en deed zijn uiterste best het leven van zijn collega-soldaten te veraangenamen. Tijdens militaire tochten door Europa had Martinus vooral oog voor de armen. Vechten deed hij het liefst voor behoud van vrede en rust in het Romeinse Rijk.
In het Franse Amiens trof hij bij de stadspoort een verkleumde bedelaar aan. Met zijn zwaard sneed hij zijn kostbare rode mantel (zijn cappa) doormidden en gaf de helft aan de arme man. Deze daad werd iconisch. Martinus wilde het leger uit. Dit mocht alleen als hij kon aantonen dat zijn God hem zou beschermen tijdens een veldslag. Ongewapend trok de tiener tijdens een woeste veldslag ten strijde en bleef ongedeerd. Martinus werd eervol ontslagen, liet zich dopen en kreeg een baantje als exorcist.
Martinus was sociaal en had een enorme natuurlijke autoriteit over zich. Met zijn imponerende overwicht, militaire ervaring en kennis van het Romeinse Rijk kreeg hij alle aandacht in de primitieve dorpen. Hij trok als een asceet door het land, ongewassen en gekleed in een vieze bruine pij. Deze wonderlijke combinatie van autoritair gedrag, vechttechnieken, kennis op allerlei gebied, barmhartigheid, verwaarloosd en armoedig uiterlijk werkte uitstekend tijdens zijn missionariswerk. Het meest overtuigende in Martinus voor de bevolking was dat hij geen opleiding tot priester had genoten. Dan moest het nieuwe geloof toch wel echt bijzonder zijn.
Het was voor Martinus een eitje om de heidenen te kerstenen. Hij was een ongelooflijk lieve man en zette zich vol overgave in voor het volk en werd zeer geliefd in Frankrijk. De van mond tot mond verhalen over Martinus namen groteske vormen aan. Dit was de reden dat hij bij leven al veel wonderen op zijn naam had staan. Een levende legende. In de Franse stad Tours kwam een bisschopsfunctie vacant. De bevolking wilde per se de veertigjarige Martinus als hun bisschop. De hautaine bisschoppen die hun ambt middels list en bedrog of hoge geboorte hadden vergaard, keken neer op de vreemde Martinus en waren niet van plan om hem toe te laten in hun hoge stand.
De kerk was sterk politiek geëngageerd en de bisschoppen beconcurreerden elkaar wat betreft populariteit en wonderen. Martinus was een bedreiging vanwege zijn sterstatus.
Martinus had nooit een opleiding tot geestelijke genoten en verborg zich met faalangst in een ganzenfarm. De vogels maakten een enorm lawaai toen de indringer zich tussen de dieren wilde verbergen. Hij werd snel ontdekt en naar de kathedraal van Tours gebracht waar hij is gewijd tot bisschop. Martinus wordt daarom vaak met een gans afgebeeld.
Dit verhaal wordt morgen vervolgd.