De zijden stola waaruit gouddraden voor de operaties werden gebruikt, wordt in verhaal vier vanuit de hemel door de Heilige Maria persoonlijk gestuurd naar Hubertus. Een engel wordt daarbij als postbode gebruikt. Deze vliegt met de zending naar Rome.
Saint Hubert in de Ardennen kan de stromen pelgrims bijna niet meer aan. Rondom de basiliek ontstond een enorm complex aan paleizen, hospitalen en herbergen. Het gebied wordt hierdoor ontsloten, vroom en rijk.
Vita 5
Rond 1450 wordt het vijfde levensverhaal geschreven. Een natuurlijke bron net buiten de poort van Saint Hubert blijkt geneeskrachtig. Het water helpt bij exorcisme en patiënten worden er voortdurend ondergedompeld in het ijskoude water totdat ze onderkoeld raken. Ze worden er rustig van. Een wonder! Geneesheren mogen bij de abdij van Saint Hubert gewijde brandijzers bestellen om wonden dicht te branden bij patiënten.
De monniken voegen ook spijkerbomen uit de heidense tijd toe aan verhaal vijf. Volgens bijgeloof wordt een spijker eerst op de wond of patiënt gedrukt. Daarna wordt de spijker in de boom getimmerd. De ziekte wordt dan overgebracht op de boom. Aan de boom bevestigt men een klein Hubertuskapelletje om het Christelijke aspect te benadrukken. Deze geneesbomen bestaan nog steeds.
In de vorige verhalen verlaat Hubertus zijn vrouw en hun zoontje als hij in dienst gaat bij bisschop Lambertus in Maastricht. Dit past niet bij een heilige. Dit wordt aangepast.
Aldus vertoeft Hubertus aan het hof van Pepijn van Herstal. Zijn zwangere vrouw, in verhaal vijf gepromoveerd tot prinses Floribone bevalt van hun eerste kind, een zoon. Floribertus. De moeder overleeft de bevalling niet. Om zijn rouwperiode aan te kunnen zoekt Hubertus de rust van de natuur op. Hij gaat zelfs op Goede Vrijdag op jacht, de dag dat je geen vlees mag eten. Juist op deze heilige dag verschijnt het hert. Als Maastricht politiek onrustig wordt verhuist bisschop Hubertus samen met de heilige botten van Lambertus naar Luik.
Vita 6
Rond 1530 wordt levensverhaal nummer vijf in de abdij van Saint Hubert een op een vertaald in het Latijn. In die tijd was dat een bijzondere gebeurtenis. Verder veranderde er niets aan.
Vita 7
In dit laatste verhaal dat rond 1595 wordt geschreven gaat de aandacht naar Floribertus, de zoon van Hubertus. Deze volgt zijn vader op en wordt de tweede bisschop van Luik. Na zijn dood wordt hij net als zijn beroemde vader heilig verklaard vanwege de twee benodigde wonderen. Zo vader zo zoon. Er is archeologisch bewijs dat Floribertus heeft bestaan.
De beeldenstorm bracht donkere wolken aan de heiligenhemel. De protestante Hugenoten verstopten het heilige gebeente van Hubertus in 1568 ergens in de kerkmuren van Saint Hubert. In 1618 werden deze botten tijdens restauraties teruggevonden. Om gedoe te voorkomen werd dit stilgehouden. Tijdens de Franse revolutie werden de eigendommen van de abdij publiekelijk verkocht. Abt Nicolaas Spirlet die Oostenrijksgezind was liet het gebeente van Hubertus vervoeren naar slot Heltorf bij Düsseldorf, voor de veiligheid als onbekend persoon. Daar rust het nog steeds in een mooie tombe in de slotkapel voor een bordje met de titel ‘onbekend persoon’. Deze omschrijving komt toevalligerwijze overeen met die in de eerste vita. Gelukkig bleef de stola in de abdij. Die was immers direct afkomstig van Maria en daarom van groter belang dan het heilige skelet. De abdij begint in de zeventiende eeuw een handel in wonderbrood. Het brood wordt op de verjaardag van de heilige gewijd en het helpt tegen ongedierte en geneest mensen maar vooral huisdieren van boze invloeden.
Als op 4 juli 1885 Pasteur een medicijn ontdekt tegen hondsdolheid gaan de patiënten voor de zekerheid ook nog even voor een implantatie met gouddraad uit de stola. Mensen staan argwanend tegenover de wetenschap. De kerk adviseerde de gelovigen wel het vaccin te nemen.
Vanwege het prachtige levensverhaal van Hubertus werd hij de patroonheilige van jagers, moeders, boswerkers, hondsdollen (mens en huisdier), kiespijn en zenuwziekten. De heilige was populair in alle sociale rangen en standen. De adel aanbad hem voor een goede jachtopbrengst en ter bescherming tegen aanvallen door wild. De boeren staken een kaarsje op om te voorkomen dat hun boerderijdieren aangevallen zouden worden door wild. Tegenwoordig is het in Saint Hubert nog steeds mogelijk om op Pinkstermaandag in contact te komen met het gewilde miraculeuze stukje bruin geworden stof. Het is op een kussentje genaaid. Het is opgeborgen in een glazen omhulsel. De decaan houdt het dan even tegen je voorhoofd. De snee met het mes is gelukkig verleden tijd.
Hubkesdag
Het wonderbrood dat in de Gouden Eeuw werd geïntroduceerd bleef populair bij gelovigen. In de Haagse Beemden en Prinsenbeek worden op 3 november Hubkes verkocht bij de warme bakker. De pastoor komt in het ochtendgloren de bakkerij en de vers gebakken Hubkes traditioneel met wijwater zegenen om demonische energieën te verjagen.
Er zijn witte vierkante broodjes met krenten of met anijs verkrijgbaar. Op beide soorten is het Hubertuskruis in het brood geponst. Als je van deze broodjes eet geeft dat een jaar lang bescherming tegen hondsdolheid. Het bakken van de kleine wonderbroodjes gaat terug tot 1742. Voorheen was het gewijde brood vooral bedoeld voor de huisdieren. Uit onderzoek is gebleken dat mensen die de broodjes kopen dit daarna zelf opeten. Zowel laag-, midden- als hooggeschoolden kopen en nuttigen de broodjes. In Spanje kunnen eigenaars van huisdieren op 3 november hun viervoeters laten zegenen. Het fenomeen Hubertus was en blijft populair.