Wie tegenwoordig rommelmarkten afstruint op zoek naar iets bijzonders stuit altijd wel op Heilig Hart beelden. Ze sierden in Prinsenbeek en in de afgelegen boerderijen in de Haagse Beemden tot een halve eeuw geleden menig buffetkast. De oorzaak was de heiligverklaring van de non Margaretha Alacoque op 13 mei 1920.
Margaretha stond al 330 jaar in de rij bijzondere wachtenden voor deze eervolle titel. Paus Benedictus de vijftiende had een maatschappelijke reden voor deze heiligverklaring. Het betrof de nadruk op het Heilig Hart van Jezus, een noviteit. In de bijbel staat namelijk niets geschreven over het Heilig Hart van Jezus. Paus Benedictus gebruikte het toch wel markante levensverhaal van Margaretha om meer grip op een veranderende samenleving te krijgen.
De Katholieke kerk probeerde met beelden van Jezus waarop een fel gekleurd hart dat lichtstralen uitzendt, de arme werkende onderlaag een hart onder de riem te steken. De kunstwerken verbeelden een machtig opperwezen dat opkomt voor mensen die het moeilijk hebben als gevolg van de opkomende industrialisatie. De beeldhouwwerken staan symbool voor de strijd tegen sociale uitbuiting, onrechtvaardigheid in de samenleving, verwoesting van de natuurlijke leefomgeving, en voor verbinding en integratie.
Er werden in de periode tussen 1920 en 1930 vooral in Limburg en Brabant honderden metershoge Heilig Hartbeelden naast kerken geplaatst. Het Heilig Hartbeeld in Prinsenbeek siert nog steeds het centrum. Het waren kostbare projecten. Omgerekend naar nu waren de kosten per project enkele tienduizenden euro’s. In België en Frankrijk werden eveneens veel Heilig Hartbeelden geplaatst. Het werd een hype en iedere katholiek wilde graag een klein exemplaar of schilderijtje ervan in huis.
Margaretha Maria Alacoque
Wie was Margaretha Maria Alacoque en wat is haar link met Heilig Hartbeelden? Zij werd in 1647 geboren in Frankrijk in een katholiek gezin van vijf kinderen. Als kind verloor ze haar vader. Vanwege een ziekte van haar moeder en bittere armoede als gevolg van een familietwist werd ze in een pleeggezin geplaatst. Het meisje werd hierdoor psychisch beschadigd. Ze voelde zich schuldig als ze aan het normale sociale leven deelnam. Ze was dan een stoute meid en vond dat ze zichzelf streng moest straffen. Dat deed ze in het geheim, omdat ze wist dat dit sociaal niet was geaccepteerd. In haar autobiografie, geschreven door haar biechtvader Claude de la Colombière, staat omschreven dat ze zichzelf hierdoor volledig uitputte. Ze werd mede door haar gedragsstoornis ernstig ziek en ze herstelde na vier jaar op wonderbaarlijke wijze. Haar genezing schreef ze toe aan haar Mariadevotie.
Haar onverzadigbare wens om zichzelf te kastijden vond zijn plek in het kloosterleven. Daar was ze de bruid van Jezus en hij werd haar strenge meester. Het kloosterleven eiste een versterving van alle menselijke emotie, gevoel en plezier om volmaakt te kunnen denken. Het doel was om op die manier zo dicht mogelijk bij het onderbewustzijn te kunnen komen. Op die manier kon het religieuze leven ten volle worden bereikt. Voor Margaretha was dit de ideale plek waar ze volledig op kon gaan in het straffen van zichzelf. Ze ging hierin heel ver.
De normale versterving zoals zelfkastijding, het geselen van jezelf met een zweep met weerhaakjes aan de uiteinden, was voor haar niet voldoende. Als ze ook maar de geringste emotie in zichzelf bespeurde voelde ze zich weer het stoute meisje. Alleen voor haar hemelse bruidegom mocht ze emoties ervaren. Zo niet dan moest er flink gestraft worden. Zelfs het gevoel van kou, warmte, honger en dorst werd voor haar een kwelling. Als gevolg hiervan leed ze aan ernstige anorexia.
Margaretha werd in de ziekenzaal te werk gesteld. Als ze braaksel van patiënten vies vond dwong ze zich volgens haar autobiografie dit als straf met haar tong op te ruimen. Toen ze een po van een patiënt die aan buikloop leed moest ledigen ervoer ze een gevoel van walging. Deze emotie was reden voor boete. Als zelf opgelegde tuchtmaatregel stak ze haar tong in de inhoud van de po en dwong ze zichzelf haar mond ermee te vullen.
Doorslikken mocht niet omdat eten alleen was toegestaan in de eetzaal. Ze vereenzelvigde zichzelf met Jezus in het lijdensverhaal. Vooral de kruisiging en de lans waarmee Jezus in zijn zij was gestoken werden voor haar een obsessie. Ze stak zichzelf tot bloedens toe met naalden in haar handen en sneed met een mes de naam van Jezus in haar zij om de pijn van haar hemelse bruidegom tijdens zijn kruisdood te kunnen ervaren. Ze mocht er niet van genieten. Want dan had ze nog meer kastijding verdiend.
Dit artikel wordt morgen vervolgd.