In het centrum van Prinsenbeek stond tot een halve eeuw geleden een kunstwerk dat zijn weerga niet kent. Een reusachtig, rijk bewerkt hoogaltaar uit het befaamde Turnhoutse beeldhouweratelier van Hendrik Peeters-Divoort. Het werd geplaatst in een neogotische kerk die ontworpen is door Petrus J. Soffers uit Ginneken.
Soffers was populair vanwege zijn goedkope manier van werken. Hij kreeg in 1859 de opdracht om het godshuis te bouwen. De kerk werd op 31 juli 1860 van 07.00 tot 13.00 uur ingewijd tot de Onze Lieve Vrouw ten Hemelopneming.
Op het kerkmeubilair zoals het altaar werd niet bezuinigd. Op 16 september 1864 wordt overeengekomen dat voor achtduizend gulden het hoofdaltaar wordt gemaakt en geplaatst. Ter vergelijking: een arbeider verdient dan gemiddeld driehonderd gulden per jaar. De kerk en de inrichting werden indertijd betaald door de parochianen. Het atelier van meester beeldhouwer Hendrik Peeters, bekend met zijn monogram HPD, levert vakwerk. Drie jaar later wordt het geplaatst. Op 10 augustus 1867 is de kerk gereed voor de eerste mis. De Bekenaren noemen ‘hun’ altaar liefkozend de Calvarieberg.
Sloop
Vanwege de tijdgeest en om financiële redenen wordt in 1963 besloten de kerk uit 1859 met de grond gelijk te maken. HBNieuws - Modern Prinsenbeek onderneemt een speurtocht naar de overblijfselen van het hoogaltaar dat de gesloopte kerk destijds sierde. Onze zoektocht vangt aan in museum De Rijf van Heemkundekring Op de Beek. Op het dak van het museum aan de Brielsedreef wordt onze aandacht getrokken door een goudkleurige weerhaan. Hij is goed gepoetst en het is moeilijk, maar tevens onweerstaanbaar door de krans van weerkaatsende zonnestralen de weerhaan aan te kijken.
De trotse haan komen we in het museum weer tegen, als miniatuurvogel. Daar zit hij op stok, bovenop de torenspits van de kerk van Soffers die de maquette van het historische Beek domineert. In het heilig hoekske van het museum staat een intrigerend schilderij met daarop afgebeeld een retabel centraal. Wij krijgen een uitgebreide uitleg over dit schilderij. Het verbeeldt een deel van het kostbare bezit dat Prinsenbeek ooit rijk was, een hoogaltaar. We krijgen een goede uitleg.
Hoogaltaar
Als je een katholieke kerk of kapel betreedt zie je voor je, in de lengterichting van de kerk, het hoogaltaar. Het is geplaatst aan de oostzijde waar ’s ochtends de zon op komt. Ernaast hangt de godslamp. Dat is een olielamp met rood glas. Hij hangt aan drie kettingen, soms aan een metalen arm die aan de wand is bevestigd. Het hoogaltaar is het voornaamste en centrale deel in de kerk en de priester draagt er de mis op. Als de godslamp is ontstoken, is het hoogaltaar een heilige plek die gewone mensen niet mogen betreden. Het hoogaltaar wordt dan letterlijk bewoond door Jezus Christus. Dat is ook de reden dat het hoogaltaar meestal een prachtig kunstwerk is en gemaakt van kostbare materialen.
Een andere reden voor de vormenrijkdom van het hoogaltaar is het feit dat de priester vroeger met het gezicht naar het oosten de mis opdroeg. In die tijd ontbrak oogcontact met de kerkgangers. Zij keken een uur lang naar de rug van de priester. Daarom is het hoogaltaar en ook de kleding van de priester rijkelijk versierd met Bijbelse taferelen. Voor de veelal ongeletterde kerkgangers vormt dat een soort prentenboek dat hetgeen de pastoor vertelt ondersteunt.
Het hoogaltaar bestaat uit een aantal onderdelen. De naam altaar stamt af van de woorden ‘altus’ dat hoog betekent en van het woord ‘ara’ dat staat voor offerplaats. Het altaar is een zware tafel die op een verhoging is geplaatst, de predella. Het voordeel van de verhoging is dat de kerkgangers tijdens de mis het hoogaltaar en de priester ook achterin de kerk goed kunnen zien. In de grote tafel zijn meestal relieken van de patroonheilige van de kerk verwerkt.
Relieken zijn stukjes mens zoals een tand, nagel, haren of een botje van de heilige aan wie de kerk is gewijd. Als een stukje mens niet voorhanden is voldoet een stukje van een voorwerp waarmee de heilige bij leven in contact kwam, zoals een fragment van een kledingstuk of het voorwerp waarmee de heilige werd doodgemarteld.
Hij is thuis
Centraal in het hoogaltaar staat het tabernakel. Dit is een rijk bewerkte brandwerende kluis, ook wel het sacramentshuis genoemd. In het tabernakel staat een kelk die is afgesloten met een rond deksel, de zogenaamde ciborie. Op het deksel is een kruis bevestigd. Als zich in de kelk gewijde hosties bevinden dan zijn volgens het geloof deze hosties letterlijk veranderd in het vlees en bloed van Jezus. Hij is dan thuis. De deur van het tabernakel is dan gesloten en de godslamp ernaast brandt. Als er geen gewijde hosties in het tabernakel aanwezig zijn, staat het deurtje open en brandt de godslamp niet. Volgens het katholieke geloof is Christus dan niet thuis.
Dinsdag volgt het tweede deel van deze vierdelige serie.