Een remedie tegen krankzinnigheid en geestelijke handicaps in de kapel van Gageldonk? In de Boschstraat is op nummer 22 het stedelijk museum gevestigd. Het pand heeft tot 1825, zo’n twee eeuwen lang, als dolhuis van de omgeving gefungeerd. Hier werden stad en platteland beschermd tegen gevaarlijke mensen.
Deze krankzinnigen waren overwegend twintigers die meestal afkomstig waren uit de arme- en middenklassen. Ze liepen naakt rond, waren agressief en hielden ’s nachts de hele straat wakker met hun gekrijs. Naast de krankzinnigen waren er ook de simpelen. Mensen die niet voor zichzelf konden zorgen omdat ze zwakbegaafd waren. Je kwam niet zomaar in het dolhuis terecht.
De familie bleef zo lang het mogelijk was voor de patiënt zorgen totdat de overlast te groot werd. Het was geen pretje om in het dolhuis patiënt te moeten zijn. Je werd er vastbonden of aan de ketting gelegd. En geslagen met een soort zweep, de bullepees. Het eten was er prima en er waren binnenmoeders en binnenvaders aangesteld om de orde de handhaven. De familie deed de was en bracht eens in de week schone kleding en wat extra eten mee.
Kapel van Gageldonk
Omdat men hun aandoeningen niet kon genezen vervielen deze patiënten meestal tot het rijk der wonderen en heiligen. Door gebed en offergaven hoopte men op genezing van de razende familieleden. In de Haagse Beemden stond in de middeleeuwen het kleine kasteel Gageldonk. Naast de burcht stond een kapel. Het heilig huisje was in de vijftiende eeuw gebouwd om de Heilige Maagd Maria te vereren. In 1573 werd het kasteel verwoest door de watergeuzen. Kapel Gageldonk bleef gespaard maar de protestanten verwijderden in de kapel alles wat aan het katholieke geloof deed herinneren.
Anderhalve eeuw later werd aan de leegstaande kapel een nieuwe heilige toegewezen die mee kon helpen problemen in de geestelijke gezondheidszorg op te lossen. In Breda was vanwege de noodzaak het grote aantal gevaarlijke en onrustige stadgenoten te helpen al een dolhuis beschikbaar.
De medische wetenschap probeerde de zieken te genezen door de balans van de lichaamssappen te herstellen: aderlaten, purgeren of zweten in hete baden. Dit bracht geen genezing. De katholieke kerk stelde hulp beschikbaar in de vorm van een beschermheilige. Dat was de heilige Dymphna. Ze werd geïnstalleerd in de leegstaande gotische kapel Gageldonk. Dymphna is de patrones van mensen die lijden aan een geestelijke aandoening, dementie, Alzheimer, epilepsie, geestelijk gehandicapten en krankzinnigen. Alle geestesziekten vielen onder haar bescherming. Een kaarsje opsteken bij Dymphna kon gekte en zelfs slaapwandelen in de familie voorkomen of genezen.
De Dymphnadevotie in en rondom de kapel was hardnekkig. Pastoor J.B. Krüger schreef in 1870 over de verering van Dymphna in zijn Kerkelijke Geschiedenis van het Bisdom Breda dat op 15 mei, de feestdag van Dymphna, nog steeds veel mensen de kapel bezochten.
Wie was Dymphna?
Zij werd in de zevende eeuw, zo rond 675, als dochter van een Ierse heidense koning geboren. In navolging van haar moeder, de koningin, liet Dymphna zich dopen toen ze veertien jaar oud was. De priester Gerebernes die haar doopte werd haar biechtvader. De problemen in haar leven begonnen toen haar moeder na een kort ziekbed stierf. De vorst was in alle staten en wilde per se hertrouwen met een vrouw die net zo volmaakt was als zijn overleden vrouw. Aangezien Dymphna op haar moeder leek wilde de koning per se met zijn veertienjarige dochter trouwen. De tiener reageerde vol walging.
Om de incest te voorkomen hielp haar biechtvader Gerebernes haar te ontsnappen. De prinses nam flink wat juwelen en kostbaarheden mee om te overleven. Ze scheepten in en voeren naar het vasteland van Europa. Ze meerden aan in België en vluchtten naar de bossen rondom Geel, een gehucht met vijftien boerderijen. Ze bouwden er een kluizenaarshut en van daaruit verrichtten Dymphna en haar beschermer goede daden zoals het verplegen van zieken. Gerebernes en Dymphna werden bekend en populair in de streek.
Haar goedheid voor de mensen vormde haar valkuil. De Ierse vorst wist haar daardoor op te sporen. Toen de koning haar vond gaf hij haar de keuze tussen de dood of een huwelijk. Dymphna weigerde de incest. De vorst onthoofdde toen eigenhandig zijn vijftienjarige dochter. Haar sterfdag, in het Belgische Geel op 15 mei, werd haar feestdag. Gerebernus die haar hielp ontsnappen werd ook onthoofd. De vorst werd krankzinnig en stierf huilend.
De bij de bevolking mateloos populaire Gerebernus en Dymphna werden heilig verklaard. Dymphna wordt afgebeeld met een duivel aan haar voeten, als symbool voor haar krankzinnige vader. Dymphna werd patroonheilige voor nagenoeg alle geestelijke aandoeningen, behalve voor epilepsie. Daarvoor werd Gerebernes ingezet. Het Belgische Geel groeide uit tot het centrum van geestelijke gezondheidszorg. In navolging van de heilige namen burgers van Geel zieken op in hun huizen om hen te verplegen. Dit sociale gebruik is nooit meer verdwenen.
Ten behoeve van de lucratieve reliekenhandel werd Dymphna opgegraven. Volgens getuigen was haar oorspronkelijk zwarte stenen sarcofaag veranderd in maagdelijk witte kalksteen. Een wonder! Voor haar heiligverklaring waren deze immers nodig. Tussen haar gebeente lag een rood plat lijktegeltje waarop haar naam stond. Geesteszieken kregen als therapie een ritueel aangeboden. In de kerk moesten ze gaan liggen met dit tegeltje om hun hals gebonden. Na gebed zou dit verlichting brengen. Het tegeltje is tegenwoordig te bekijken in het Gasthuismuseum te Geel.
W: gasthuismuseumgeel.be