Verhalen in Coronatijd - de opa en oma van Lotte

11 augustus 2021     Redactie en foto leerlingen Graaf Engelbrecht

 

In deze coronacrisis zijn veel mensen eenzaam, in het bijzonder ouderen. Daarom hebben leerlingen van Graaf Engelbrecht interviews afgenomen bij deze ouderen om de eenzaamheid iets te verlichten. Deze week is de beurt aan de opa en oma van Lotte.

 

Wat voor onderwijs heeft u gevolgd?
Oma Truus: “Eerst de lagere school. Daarna de opleiding voor de verpleging, A en B en de ooievaar. Die heb ik gevolgd bij de nonnen in Venray. Hiervoor moest ik op mijn zeventiende het huis uit. Bij de nonnen ging ik altijd samen studeren met de anderen. Er ging dan altijd een seintje dat je naar je kamer moest, maar je mocht dan nog wel naar de gezamenlijke badkamer om je voeten te wassen. We gingen dan altijd daar met z’n allen onze voeten wassen en kletsen. Een keer zei een non tegen mij: “Jij met je goede intelligentie had beter moeten weten.” Dat vond ik wel een compliment. Leren vond ik nooit zo moeilijk. Toen ik vijf jaar was en naar school mocht wist ik al veel meer dan de rest, want mijn ene tante was verpleegkundige en mijn andere tante was lerares. Op mijn opleiding ben ik meerdere keren cum laude geslaagd. Ook toen ik naar huis moest om voor mijn moeder te zorgen, want ze had een buikbloeding.”

 

Opa Piet: “Ik heb eerst gewoon het normale onderwijs gevolgd wat iedereen volgt en toen ben ik pas op mijn vierentwintigste naar de universiteit gegaan. Daar heb ik theologie gestudeerd en later heb ik nog het oude testament en Judaïca gestudeerd in Leiden.”

 

Werkte u vroeger en wat voor werk was dit?
Oma: “Voordat ik verpleegkundige was werkte ik op kantoor. Daar deed ik de administratie en mocht ik het geld brengen naar de mannen die in de fabriek aan het werken waren.
Toen heb ik de opleiding verpleging gevolgd en ben toen eerst in de psychiatrie gaan werken, daarna de gewone verpleging. Ook heb ik meegeholpen met het opzetten van een jongensinternaat en heb ik een tijdje met geestelijk gehandicapten gewerkt.”

 

Opa: “Voordat ik ging studeren heb ik in een modewinkel gewerkt in de verkoop. Daarvan heb ik alle brevetten gehaald. Na mijn studie ben ik dominee en predikant geworden.”

 

Wat is/was uw beroep?
Oma: “Verpleegkundige.”
Opa: “Dominee en predikant.”

 

Waarom bent u dit gaan doen?
Oma: “Weet ik niet goed. Ik hielp altijd iedereen al, omdat ik het oudste meisje was en mijn ouders hadden het druk met werken en wassen. Wij moesten ook altijd helpen met wassen. Op zondag ging de ketel met was op het vuur, maandag was mijn moeder dan al de hele dag de kleding aan het schrobben en als wij uit school kwamen moesten wij ook gaan helpen. Ook zat mijn tante in de verpleging.”

 

Opa: “Ik ben in de kledingwinkel gaan werken, omdat ik wat moest verdienen. Het was een beetje zo gegaan, want het was de winkel van mijn vader. Ik ben dominee geworden, omdat ik voelde dat ik dat moest doen, dus ben ik dat gaan doen.”

Terug Schrijf reactie

^ Naar boven