Henk zegt het – Goederenwagons (1)

11 december 2022     Redactie Henk Kooij – Fotografie Alex De Vliegere

Een rits goederenwagons glijdt voorbij, er komt geen einde aan. Mijn reisgenoot en ik rennen een groep Indiërs achterna die getooid met koffers en tassen naar achteren snelt. Even later staan we verbijsterd stil voor de allerlaatste tjokvolle passagierswagon. Bezwete Indiase mannen hangen buiten de deuren; uit alle getraliede ramen steken hoofden en armen. Ontsteld kijken we elkaar aan.

 

Dit zijn derdeklas treinstellen, geen tweedeklas slaapcabines zoals op ons treinkaartje staat vermeld. We zijn opgelicht, dat is duidelijk. Maar wat gaan we doen: instappen of wegwezen? Het is middernacht, terug naar Chennai is geen optie. Er rest ons niks anders dan veertien uur opeengestapeld als vee te reizen. Met lood in de schoenen slepen we onze rugzakken naar het treinstel waar de minste ledematen uit het raam steken.

Als ik de treeplank opstap om naar binnen te gaan, stuit ik op een geurige muur van lijven en tassen. Met behulp van mijn ellebogen probeer ik me verder het balkon op te wurmen, maar zo ingeklemd tussen lichamen, plunjezakken en koffers blijf ik snel steken Het is snikheet, de luchtvochtigheid is maximaal en de ventilatoren hangen er, net als de mensen, werkeloos en futloos bij. Een gloeilampje aan het plafond kan het spaarzame licht, dankzij de stapels bagage en drukte niet kwijt. Vage contouren en witte tanden: meer kan ik niet onderscheiden.

 

Het zweet gutst in stralen over mijn lijf en een zwaar ding, het is te donker om te zien wat, belemmert mij een tweede voet op de grond te zetten. Na wat een eeuwigheid lijkt, komt de sauna in beweging. Frisse lucht stroomt via de open deuren het balkon op en ook de ventilator begint vlaagjes wind te verspreiden. Een man slaapt staande en snurkt zachtjes. Vanuit het aangrenzende compartiment klinkt geroezemoes, gekuch, gerochel en gegiechel.

 



Als we voor de zesde keer die nacht stoppen, lukt het ons om de deur van het compartiment te bereiken. Voetje voor voetje schuifelen we naar binnen. Ook hier is elke centimeter ruimte bezet. Dertien schriele Indiërs delen twee houten banken en zo’n dertig passagiers hebben zich op de grond in het gangpad geïnstalleerd. Aarzelend laten mijn reisgenoot en ik ons tussen hen in zakken. Het is wrikken en wringen, maar we passen. De overige uren zitten we samengeklonterd op de ranzige ondergrond, hoofd aan hoofd, zij aan zij. Sporen van thee en vuurrood speeksel lopen over de vloer. De geur in het treinstel is een mengelmoes van zweet en kruidige etenswaren met zo af en toe een flinke vleug urine.

Onze komst in het treinstel blijft niet onopgemerkt. Urenlang worden we aangestaard door iedereen die niet slaapt of snurkt. Tegen zoveel bekijks zijn onze gemoederen niet bestand dus barsten we regelmatig uit in een hysterisch gehinnik. Bang dat iemand er met onze spullen vandoor gaat als we in slaap vallen, spreken we af om beurten te slapen.

 

Terwijl mijn reisgenoot haar eerste poging waagt, neem ik – inmiddels immuun voor de starende blikken – de mensen in de coupé in me op. Ik ben omringd door India’s allerarmsten, door de kastelozen, de Dalits, van Ghandi. Benige, donkere gezichten en afgetrapte kleding vol gaten.

 

Sadhus

Ook een groep Sadhus reist mee en ik grijp mijn kans om de devote Indiase gelovigen van heel dichtbij te observeren. Behalve een lap textiel rondom het middel dragen ze geen kleding en hun ontblote, magere borstkassen zijn behangen met kettingen van dikke houten kralen. Wit, geel en rood poeder siert in horizontale of verticale strepen hun voorhoofden en een van de Sadhus heeft zijn lange, grijze dreadlocks in een staart om het hoofd gedrapeerd. De witte baard van een ander zit vol knopen en een derde heilige draagt zijn dreadlocks in een torentje bovenop het hoofd. Een grijsaard steunt op een staf, weer een ander omklemt met zijn hand een drietand.

Dit verhaal wordt morgen vervolgd.

Terug Schrijf reactie

^ Naar boven