Graaf Engelbrecht, Sterke karakters (3)

04 mei 2022     Redactie leerlingen van Graaf Engelbrecht

 

Onderdelen uit een interview van Thijs uit H5 met zijn opa.

 

Mijn opa is in 1943 in de oorlog geboren. Hij vertelde zelf dat hij er helemaal niks van heeft meegemaakt. Pas op latere leeftijd begreep hij dat er een oorlog geweest was, toen hem er dingen over werden verteld. Hij zat gelukkig ‘veilig’ tijdens de oorlog en in tijden van nood hadden mijn opa en zijn gezin een schuilkelder om in te schuilen. Mijn opa vertelde zelf dat de oorlog zijn jeugd eigenlijk niet beïnvloed had, maar hij vertelde wel dat er na de oorlog armoede ontstond, waar zijn gezin wel door getroffen was. Hij realiseerde zich dit pas toen hij ouder was en op zichzelf ging wonen. Op het moment dat hij erin leefde had hij het zelf niet door dat hij het niet breed had thuis; “Ik had er onbewust last van", zei hij.

 

Mijn opa heeft de lts (lagere technische school), avond-lts, avondcursus elektrisch lassen en een leerschool bij Backer en Rueb (niet afgemaakt) gedaan. Na zijn school is hij in de staalconstructie gaan werken, verder is hij gaan werken voor een koppelbaas in Duitsland. Mijn opa was erg handig dus hij is vrijwel voor een groot deel van zijn leven klusjesman geweest. Opa vertelde ook dat op de lts alleen maar jongens zaten en hij zei dat meisjes naar de huishoudschool gingen. Jongens leerden op de lts een vak zoals timmeren, schilderen en bankwerken. En meisjes leerden op hun school vooral huishoudelijke dingen zoals naaien en koken. Dit geeft ook aan dat er in die tijd nog speelde dat de man vooral voor het inkomen zorgde in het gezin en de vrouw zorgde voor de kinderen, eten, enzovoort.

 

Naast dat opa heeft gewerkt en op school heeft gezeten, heeft hij ook in 1965 in militaire dienst gezeten. (zie foto) Wat erg bijzonder is, is dat opa nog zijn militair paspoort heeft bewaard. Er staan veel bijzondere dingen in zoals inentingen tegen ziekten zoals cholera, tyfus en pokken. Ziekten waar we vandaag de dag niet veel meer van horen.

 

Opa vertelde dat hij op zijn school en op zijn werk niet veel verdiende, maar dat dat in die tijd nog best te doen was. Mijn opa leefde voor in zijn tijd niet in een heel groot gezin. Hij had een broer en twee zussen en een vader en een moeder, waarvan de vader werkte en de moeder het huishouden deed. Ze gingen samen nooit op vakantie of deden bijna nooit leuke activiteiten, omdat daar simpelweg niet genoeg geld voor was. Opa vertelde dat hij ongeveer 14 gulden per week verdiende, maar dat hij dat wel direct moest afstaan aan zijn moeder. Dit gold ook voor zijn broer en zijn zussen. Hij en zijn broer en zussen kregen wel zakgeld.

 

Hij hoefde geen geld meer af te staan vanaf het moment dat hij met mijn oma ging trouwen, want vanaf dat moment mocht je zelf sparen om een huis en meubels te kopen. Toen mijn opa in 1967 met mijn oma getrouwd was, gingen ze wonen aan de Baronielaan in een etage op de eerste verdieping. Tegenwoordig is de Baronielaan over het algemeen een erg dure wijk met vooral redelijk smalle, maar lange huizen. Hij huurde dit huis/appartement samen met mijn oma, want “Huren kon niet voor arbeidskinderen”, zei opa.

 

Mijn opa en mijn oma zijn niet streng opgevoed, wel katholiek maar niet streng. Stel dat mijn oma protestants zou zijn, dan zou het hun ouders alsnog niet uitmaken als ze gingen trouwen. Er waren wel nog genoeg mensen die daar anders over dachten, er was nog deels sprake van verzuiling. Kort daarna gingen ze verhuizen van de Baronielaan naar de Rozenlaan. Daarna ging mijn moeder uit huis en twintig jaar later zijn ze verhuisd naar een appartement aan de Prins Hendrik III laan, waar ze nu nog steeds wonen.

 

Opa voetbalde graag en was daar ook erg goed in, hij voetbalde bij Baronie. Hij kon gewoon op zondagen voetballen, hoewel er wel clubs waren zoals R.K.V.V JEKA (Rooms Katholieke Voetbal Vereniging JEKA), die niet op zondagen speelden en waar je katholiek voor moest zijn om bij te voetballen. Opa voetbalde zelf in het tweede van Baronie en stond op het punt om naar het eerste te gaan, “Totdat de meisjes kwamen”, zei opa lachend. Verder vond opa het erg leuk om in het weekend te biljarten in het café en om te kaarten met vrienden.

 

Mijn opa vertelde dat hij niet heel erg last heeft gehad van de coronaperiode. Hij vond het jammer dat hij bepaalde activiteiten niet kon doen, maar hij wist samen met oma altijd wel iets anders te vinden om te kunnen doen. Daarnaast zijn opa en oma best handig met hun mobiele telefoon, dus bellen, appen of videobellen was geen probleem.

 

Mijn opa is in veel landen geweest, maar er is nog één land waar hij erg graag naartoe zou willen, en dat is Rusland.

“Helaas gaat deze droom waarschijnlijk niet vervuld worden”, zei hij, door de huidige situatie vanwege het conflict tussen Rusland en Oekraïne. De reden waarom hij heel graag nog een keertje naar Rusland toe zou willen gaan, is om te kijken hoe het leven en de cultuur daar echt is. Dit idee is ontstaan ver terug in de militaire dienst. “Ik kreeg filmpjes te zien dat de communistische Sovjet-Unie puur één en al slechtheid was, maar ik geloofde dit niet. Ik wilde het met mijn eigen ogen zien, maar helaas”. Hij was erg kritisch over wat er gebeurde in die tijd en kreeg het verhaal maar vanaf één kant te horen, en dat is dat het communisme slecht is en het kapitalisme goed. Daarom zou hij nog erg graag een keer naar Rusland toe willen.

Terug Schrijf reactie

^ Naar boven